A trip to Birma in 2013

BANGKOK, 15/12/2013

Kaoh San Rd, Bangkok, Thailand. Sinds generaties het startpunt van menig Azië-avontuur en sinds de film The Beach een ook bij het groter publiek bekend backpackerswalhalla. Gisteren kwam ik hier toe, na een wel zeer lange reis. Op vrijdag 7u20 verliet ik m’n appartementje in Brussel centrum, om op zaterdag 7u20 lokale tijd in Suvarnabhumi International Airport uit het vliegtuig te stappen. 

Het is niet de eerste keer dat ik in Thailand ben, wel de eerste keer dat ik in dit deel van de stad kom. De eerste keer in Bangkok koos ik voor m’n tijdelijke stek bij Siam, lekker dicht bij een paar megashoppingcentra en één halte verwijderd van een kruispunt van twee centrale lijnen van de BTS oftewel de Skytrain, een soort bovengrondse metro die je toelaat om airconditioned en filevrij te cityslicken. 

Mijn kennismaking met deze stad, in april vorig jaar, heeft me toch wel een week gekost. Als ik terugkijk, heb ik me een week lang een weg door de stad gegeten, clichématig gezegd een feest voor de zintuigen. Thais streetfood is machtig goed, en de stad heeft een keur aan Aziatische restaurants. Japans, vegetarisch Indisch, Chinees in -jawel- Chinatown, Nepalees, you name it. In m’n dagelijkse vitaminen-intake werd royaal voorzien via sap met ’n rietje recht uit de kokosnoot, vol electrolyten nodig om je goed te voelen, en allerlei exotisch fruit waar ik nog nooit van gehoord had, zoals durian en mangosteen. Durian is verboden op openbaar vervoer en in hotels; google maar eens waarom dat zo is. 

Als ik zo om me heen kijk, ben ik tevreden met m’n tijdelijke thuis hier in Bangkok. Het café-restaurant waar ik net m’n eerste ontbijt in de stad heb gehad, is helemaal Thais maar lijkt zich niet in BKK te situeren. Ik zit bij een vijvertje met goudvissen en een paar kois, en overal staan boompjes waar stemmige gekleurde lampions in hangen. Gisteravond hing hier om vier uur ’s nachts een loungy sfeertje, maar dan op z’n Thais, ’t is te zeggen: met kitcherige muziek en een paar vrolijk luide Thaise dames een beetje verder op het terras. De perfecte plek om een stedelijke ontdekkingstocht mee te beginnen of mee af te sluiten.

M’n kamer is basic, maar proper en correct. Hier geen walk-in regendouche, maar voor 400 baht per nacht verwacht ik dat natuurlijk niet (1000 baht is vandaag zo’n 23 euro waard). Ze lijkt wel om het bed heengebouwd, maar er is wel airconditioning. Dit is een guesthouse, geen hotel. Op m’n Europese citytrips kies ik voor hostels, ik slaap eigenlijk nooit in hotels, maar altijd in backpackersplekken vol individuele reizigers, zoals ik ze liever noem. Een interessante, levendige mix van mensen van allerlei rang en stand, vol verhalen en altijd bereid om die met je te delen. Mensen zoals ik, de schoolreis ontgroeid. Ik zit liever met een naar Canada uitgeweken Indische programmeur de laatste films te bespreken dan het met Vlaamse middenklassers over de nakende Belgische verkiezingen te moeten hebben.

GAGGAN, de beste Indiër ter wereld (16/122013)

Gaggan Anand is een jonge chef geboren in Kolkata, India. Voor hem ging het snel: op z’n 22 kookte dit culinair talent al voor Bill Clinton en voor Abdul Kaham, de voormalige president van India. Nadat hij in India alles bereikt had wat hij bereiken kon, vertrok hij in 2007 naar Thailand. In Bangkok kocht hij zijn eigen restaurant. Tijdens de restauratie ervan, vertrok hij richting Spanje, om mee te lopen met het research team van het wereldberoemde restaurant El Bulli. Hij was de eerste Indiër en daarmee de tweede Aziaat die er stage liep. En ja, Yours Truly kon er gisteren haar pootjes onder tafel steken. Wonderlijk eenvoudig, via een telefonische reservatie de dag voordien.

Een foodie zou ik mezelf niet noemen, maar de 4 uur bij Gaggan waren een pretpark voor de zintuigen. Dat niemand ooit nog durft beweren dat de moleculaire keuken haar gasten op hun honger laat zitten. Na de 10de gang kon je me van tafel rollen, en dan kwamen er nog 3 dessertjes (die ik wel allemaal heb opgelepeld). 

Ingrediënten zijn gecentrifugeerd, vermalen, verpulverd, verbrijzeld of door vloeibaar stikstof gehaald, worden gepresenteerd als schuim of mousse, en aangezien het om de Indische keuken gaat ben je zowieso niet helemaal vertrouwd met de smaken. Maar jongens, wat was dat lekker eten! (opzoeken: technieken)

Mijn hors d’oeuvre bestond uit vier hapjes, o.a. een zakje gevuld met een crunchy, spicey mix van (denk ik) geconfijt fruit, pinda en wasabi. Er was een lepel met iets ondefinieerbaars erop, zowel qua smaak als qua textuur. Het leek op witte chocolade, ik wilde er een stukje afbijten, maar blijkbaar was dat niet hoe het moest. Ik nam dan maar een lepel om er wat van weg te scheppen, maar men zei me dat het een “one shot” was, in one go binnen te spelen. De creatie was fris, deed me denken aan lassi (Indische yoghurtdrank), en was vloeibaar. Hoe ze dat in één stuk van de keuken tot aan m’n tafel gekregen hebben, is me een raadsel. De wondere wereld van de moleculaire keuken. Het derde hapje was een chocoladeketeltje gevuld met bouillon, door een dame een tafel verder beschreven als een “mon chéri”, gevolgd door net iets te luid gelach. De dame in kwestie behoorde tot een select gezelschap van aan het accent te horen Franstalige Belgen. De gesprekken gingen voornamelijk over geld, veel geld, business en -heb ik dat juist gehoord?- koning Filip. Bij het binnekomen had één van de heren me zien zitten met m’n oranje notitieboekje en m’n Nikon D7000, en had me -noblesse oblige- voldoende neerbuigend gevraagd “Vous faites quoi, là? Un reportage?” Even later zaten ze alle zes neer en hoorde ik de vrouw -net iets te vaak- vragen “Only white wine? No red wine?” 

Ondertussen defileert het ene prachtige gerechtje na het andere. Ik eet een Willy Wonka, met een transparant blaadje foie gras en heart shaped leaves, er is ook soep, geserveerd in een gehalveerde en uitgeholde steen, fijne lamscurry op de meest crispy toast ever, er is liquid salad (don’t ask), een in Noorwegen gevangen coquille met cocos en koreanderschuim, dan is er een royale portie ontmantelde kreeft, en vervolgens een stukje melklam, fotogeniek gepresenteerd onder een stolp. 

Stop. Smaak is iets wat je zowel kan aan- als afleren. Na jaren als flexitariër, vind ik dit perfect rosé gebakken stukje lam net te “vlezig” en te uitgesproken smaken. Vlees komt zelden op m’n bord, maar ik heb er toch weer aan toegegeven omdat ik dingen als Bolivian chicken (recept hier: http://www.food.com/recipe/spicy-bolivian-chicken-135784), gegratineerd witloof met aardappelpuree en biefstuk met pepersaus en handgesneden frieten begon te missen. Bij Gaggan wordt elke gast bij het ter tafel gaan gevraagd of ie alles eet. De merites van een Indische chef: er is een kaart voor vegetariërs. Zou dit het enige moleculaire restaurant ter wereld zijn met een volledig vegetarisch menu? 

Een charmante ober komt me discreet vertellen dat er beneden de mogelijkheid is om de keuken te zien. Ik word meegeleid naar het deel van het restaurant dat via een groot raam van de keuken afgescheiden is. Ja, natuurlijk mag ik foto’s nemen. Een heksenketel waar een internationaal team geconcentreerd het voedsel bereidt. Ik zie een gespierde getatoeëerde arm, toebehorend aan een Spanjaard die hier in dienst is. Terug boven, vertel ik in m’n enthousiasme aan een Amerikaans koppel over de speciale tafel beneden. Een paar tellen later hoor ik ’m vragen of ie de keuken mag zien. Dit is waarschijnlijk de eerste keer dat ik een Thai met de ogen zie rollen. Ik troost de man met m’n foto’s, ondertussen al op de iPad gezet.

Na de kip curry met 2 soorten naan waarvan ik proef maar die ik verder oversla wegens veel te veel, is het tijd voor het dessert. Het eerste wordt Teppanyaki show cooking style aan tafel bereid: een toefje deeg besprenkeld met stukjes chocolade bevriest op een plaat tot een cookie met een krokante bevroren buitenkant. Attention: it’s very cold! Dan is er carrot mousse opgediend in een langsdoor opengesneden wijnfles, ik meen munt en chocolade te ontwaren, en als 13de en laatste gang is er massala ice cream. 

Na dit feest snuister ik nog even in ’s mans boekenkast, doorloop ik het fotoboek over El Bulli en beslis ik om de avond af te sluiten met een bezoek aan de Vertigo and Moon Bar. Een vriendelijke ober biedt me aan om me te brengen, maar ik sla dit voorstel af en laat me Posh Spice-gewijs een taxi voorrijden die me afzet aan de lobby van het Banyan Tree Hotel. Na een blitzbezoek en content met mijn spectaculaire beelden van Bangkok by Night verlaat ik ook weer per taxi deze wijk van de stad en word ik voor omgerekend 2,5 euro veilig terug afgezet aan Kaoh San Road. 

Op het terras van m’n tijdelijke thuis leert google me dat El Bulli gesloten is, maar in 2014 terug opent, niet als restaurant, maar als onderzoekscentrum voor innovatieve kooktechnieken. 

Meer info:

www.eatatgaggan.com

http://www.hindustantimes.com/brunch/brunch-stories/rude-food-gaggan-anand-s-scientific-cooking/article1-1054172.aspx

http://www.indianexpress.com/news/gaggan-style/1199476/

http://travel.cnn.com/bangkok-worlds-best-indian-restaurant-446361

JETLAG (17/12/2013)

Na twee drukke dagen in Bangkok, is mijn innerlijke klok nog steeds flink ontregeld. Slapen lukte de eerste dagen niet voor 6, 7 uur plaatselijke tijd (middernacht in België), waardoor ik pas tegen 15u00 uit m’n bed gerold kwam. Om bij gebrek aan natuurlijke vermoeidheid toch op tijd te gaan slapen, zijn er twee opties: u een stuk in uwe giel drinken of een slaappil. Het is als kiezen tussen de pest en de cholera.

Omdat het me toch wat te bont werd, trok ik naar de plaatselijke pharmacie. Ik leg -deels in gebarentaal- mijn probleem uit en krijg een strip van 10 blauwe pillen in de hand gedrukt. “You will sleep”, verzekert men mij. En effectief, ik heb kunnen slapen, nog niet van 22u00 tot 6u00 maar toch van 21u00 tot 3u00. Er is hoop voor de komende dagen.

Dankzij de antihistaminica, over the counter medicatie in de meeste Westerse landen, heb ik om 6u30 mijn ontbijt al binnengespeeld. De neveneffecten vallen goed mee. Time to go, we’ve got stuff to do.

VERKEERSELLENDE (17/12/2013)

Nogal wat mensen die ik ken, zijn allergisch aan papierwerk. Als het echt niet anders kan, kwijten ze zich al zuchtend en steunend van hun taak, af en toe het woordje “bureaucratie” voor zich uit mompelend. Zelf heb ik meestal geen probleem met administratieve rompslomp, maar nu ben ik er niet 100% gerust in. Morgennamiddag vertrekt namelijk mijn vlucht naar Myanmar; ik moet mijn visum op één dag geregeld hebben. Imperatief.

Omdat Bangkok allesbehalve filevrij is, ben ik iets voor zeven in een knalroze taxi gestapt, waarin ik nu, als was ik minister, zit te schrijven. Het verkeer is erger dan op de kleine ring. Zo erg dat de chauffeur me aanraadt om uit te stappen bij het dichtstbijzijnde BTS station, en de skytrain te nemen tot iets wat klinkt als “Sulassa” en de volgende 150 à 200 meter te voet af te leggen. Vriendelijke mens.

IEDEREEN IS FOTOGRAAF ANNO 2013 (17/12/2013)

Omdat met de digitale fotografie de doka niet meer nodig is? Omdat zo ongeveer iedereen met een digitale camera of met een smartphone rondloopt? Omdat iedereen ondertussen meer dan genoeg oefening heeft gehad? Gelooft u dat nu echt? 

Het lijkt alsof ik niet veel gedaan heb de afgelopen dagen, maar dat is maar een gedacht, peisk. Vandaag: ambassade Myanmar – Jim Thompson’s house – ambassade Myanmar – MBK: shopping fotogerief & vliegtickets printen – neerploffen en lezen, taxi’s aanhouden die weigeren u mee te nemen wegens te veel verkeer, terug een zetel zoeken in die ondertussen irritànte shopping, uiteindelijk veel en veel te laat wel een taxi vinden, afgezet worden bij uw tijdelijke thuis, van vermoeidheid de verkeerde kant uitlopen, horen dat de keuken van die goeie Japanner van gisteren al gekuist is en dat ge niks meer krijgt, …. v a k a n t i e noemen ze dat.

En dan heb ik het nog niet over de essentie gehad. Ik had tijd te doden vandaag. Om 9u15 was ik klaar bij de ambassade, vanaf 15u30 zou mijn visum klaarliggen. Een werkdag, of ’t scheelt niet veel. 

Jim Thompson’s house. Een villa in teak, een weelderige tuin, een charmante Thaise jongedame die elk uur een dansje doet; meer is er niet nodig voor een aspirant blogger/fotograaf om een dag aan kwijt te zijn. 

Practise, practise, practise! Die danseres beweegt zo gracieus omdat ze er al van haar 5de mee bezig is (die handen!). Ik doe een eerste tour: het huis, de tuin, de vijver, de dans, … probeer verschillende functionaliteiten uit. SD-kaart in tablet, checken: wat deugt, wat deugt niet, wat is aanvaardbaar. Tweede ronde, zelfde oefening. Mezelf tegen een boom aangeplakt, camera zo stabiel mogelijk tussen ons inhouden, !klack! !klack! !klack! =>  conclusie: wegens schrijnend tijdsgebrek en evenveel gebrek aan ambitie is het er in België nooit van gekomen om met de zoomlens portretten te maken. Meer nog: er is überhaupt niet veel mee gebeurd, met die high-tech camera. Gevolg: beelden wel in focus maar net niet scherp genoeg naar mijn goesting. En morgen ga ik naar Myanmar, waarschijnlijk voor de eerste en laatste keer in m’n bestaan. 

Ik beslis dat ik een pikkel nodig heb om de gevolgen van camera shake in te perken. Omdat ik besef dat naar huis gaan er de eerste uren niet inzit, maak ik -met statief deze keer- nachtfoto’s van het “Happy New Year 2014” Siam shopping center. Ik fotografeer ook binnen in het Art Center een beetje verderop. Later op de avond neem ik de lampionnenfoto van de eerste blog-entry opnieuw, met statief. Het verschil in kwaliteit is opmerkelijk. Oefenen, oefenen, wroeten en krochten. En dan goed beseffen dat het ondanks alle inspanningen nog altijd verre van professionele kwaliteit zal zijn. Gnnn.

Links: 

Around the world in 80 gardens, met de eeuwig rustige maar enthousiaste Monty Donn, volledige reeks hier te bekijken:

BIJNA OP BESTEMMING (18/12/2013)

Op dit eigenste moment zit ik op het vliegtuig naar Yangon, Myanmar. Ik koos voor comfort en nam daarstraks in een taxi naar Dong Mueang International Airport, de kleinere luchthaven van de stad. De verkeerssituatie in Bangkok indachtig, ben ik goed op tijd vertrokken. Maar goed ook, want ik had mijn bagage niet online ingecheckt, dus moest ik gaan bijbetalen aan het loket. Zo gaan die dingen als je op de allerlaatste minuut je zaakjes regelt. Deze vlucht heb ik in de nacht van donderdag op vrijdag pas geboekt, enkele uren voor mijn vertrek naar Brussel Nationaal. Ik vlieg met Air Asia, de Ryanair van hier, even goedkoop maar stukken comfortabeler (geen irritante jingles aan boord). De beslissing om naar Myanmar te gaan was ook al last minute. Twee maten die vliegtuigen op en af springen als waren het bussen, raadden me dit land ten zeerste aan, nu het nog niet te toeristisch is.

Zoals waarschijnlijk de meesten hier op de vlucht, reis ik rond met een enveloppe dollars genoeg om de komende 3 weken mee door te komen; alle websites en reisgidsen zeggen immers dat er geen cash machines zijn, hier. Op de luchthaven heb ik m’n Thai Baht gewisseld tegen spliksplinternieuwe dollarbiljetten. Ze zien eruit alsof ze vers gedrukt zijn. Ik had gezegd dat ik naar Myanmar reis; de loketbediende zocht meticuleus de beste biljetten voor me uit. Naar het schijnt nemen ze in Myanmar geen dollarbiljetten aan als die ook maar het minste kreukje vertonen.      

Over Myanmar heb ik tot nu toe tegenstrijdige informatie gehad. De gids zegt dat er geen cash machines zijn, een individuele reiziger die ik deze week tegenkwam, beweerde dat die er wel zijn, maar goed verstopt. Internetverbingingen zijn naar verluidt tergend traag, gsm’s kennen ze er niet, en hotelkamers zijn duur want schaars goed, zeker in het hoogseizoen (nu). Ik mag me verwachten aan minstens 25 dollar per nacht, en het kan snel oplopen tot 100 dollar. Op voorhand reserveren is een must, zeker met de Sea Games die net van start zijn gegaan. Anderen zeggen dan weer dat het meevalt, en dat over prijzen onderhandeld kan worden. In ieder geval, het schrikt af.

Ik ben erg benieuwd. Straks zou er een bus van The Motherland Inn voor me moeten klaarstaan, om me naar de stad te voeren. Een bus zo weggelopen uit de jaren 50, schijnt het. De eerste 3 nachten heb ik daar geboekt. Voor de eerste keer zal ik in Azië op een slaapzaal liggen, een single room was immers niet beschikbaar. Gelukkig dat ik mijn oordopjes meeheb. 

MYANMAR! (19/12/2013)

Het eerste wat ik zie als ik land in Yangon, is een gouden tempel pal naast de luchthaven geparkeerd. Most charming. De luchthaven zelf is groot, licht en modern, en staat vol cash machines, waar ik met mijn gewone bankkaart 20.000 Kyat afhaal (ongeveer 20 dollar). 

Er staat inderdaad iemand klaar van The Motherland Inn, maar niet voor mij, wel voor een zekere Kimberlee B. De jongeman is uiterst vriendelijk, en in no time heeft hij via zijn mobieltje het probleem opgelost. Na een belletje naar The Motherland, bleek dat mijn reservatie niet bevestigd was, maar geen nood, er is een éénpersoonskamer vrij in een bevriend guesthouse, Aung Si.

Samen met Kim word ik per taxi naar de stad gechauffeerd. De jongeman van het hotel zegt me discreet dat ik de chauffeur een extraatje moet geven, 5.000 Kyat is wel genoeg. Kim is een vlotte Afro-Amerikaanse uit The Village, New York. De manier waarop ze met de chauffeur converseert, bevalt me erg. Ze stelt hem vragen over de Sea Games, het voetbal, zijn lievelingseten, … Ze luistert, herneemt zijn woorden een paar keer met de juiste uitspraak… Gratis Engelse les, zonder dat hij het beseft. Ze is kalm, zelfverzekerd, nieuwsgierig, maakt grapjes. Blijkt dat ze ooit een jaar vrij heeft genomen om te reizen, en dat voel je.

Ik besluit om aan haar een voorbeeld te nemen en minder een stresskip te zijn. Wanneer men mij in de Aung Si mijn paspoort vraagt, duik ik meteen in mijn koffer, waarop de hotelmanager zegt: “it’s ok, no hurry”. Typisch ik. De kamer is niet mooi, maar het bed is comfortabel en de douche ’s ochtends warm en genereus, en dat alles voor de luttele prijs van 20 dollar. 

Wat me opvalt, is de vriendelijkheid van de mensen. Altijd bereid om te helpen, in dit land is gastvrijheid erg belangrijk. Mensen gaan op een uitermate respectvolle manier met mekaar om. Iedereen is rustig en spreekt met zachte stem, ik heb nog niemand horen roepen hier. Ze hebben ook humor, dat heb ik goed gemerkt bij een spelletje prijs bedingen voor een taxi. “3000” zegt hij, ik zeg “1000” en we zijn vertrokken voor een vermakelijk stukje theater. Gespeeld gechoqueerd zegt hij “1000? what? no…”, met een smile tot achter zijn oren. Ondertussen is een jong meisje erbij komen staan, stiekem steekt ze twee vingers omhoog achter de postkaarten die ze verkoopt: ik kan dat zien, de taxichauffeur niet. De deal wordt uiteraard beklonken op 2000 Kyat. De taxi is oud, maar met geblokte binnenbekleding, zoals op de chequered flag van op een F1 circuit. Cool!

Na een aperitiefje genuttigd te hebben in The Strand, een prachtig gerestaureerd 5-sterrenhotel uit de koloniale tijd, ga ik eten in Golden Duck Junior er tegenover, aan het water. Reviews op Tripadvisor waren tegenstrijdig, dus ik besloot zelf op onderzoek uit te gaan. Ik bestel steamed water chress en een schotel groenten met tofu. De steamed waterchress is duidelijk in olie bereid, en smaakt niet fris of gezond. De tofuschotel glimt van het vet. Dapper neem ik een stukje tofu en effe later meen ik vanuit mijn “peripheric view” een rat of een dikke muis te ontwaren die vrolijk de eetzaal oversteekt.

Hmm. In België zou ik hoogst gealarmeerd het Ministerie voor Volksgezondheid en Voedselinspectie bellen, als dat al bestaat. Een hapje bloemkool later (vettig, vettig, vettig!) zie ik dezelfde ongenodigde/ongenode (?) gast de zaal doorkruisen, snel maar goed zichtbaar, rap rap naar een deur met rechtsonder een gat erin, precies groot genoeg voor ééntje van zijn soort… Ik had tijdens mijn perifere observatie al een verontruste blik van de ober gezien, maar nu was het “full blown”: there’s a rat in the kitchen. 

So what ya gonna do, what ya gonna do?

Hey, we’re in Yangon, de hoofdstad van Myanmar, voormalig Birma. Vanaf nu zal U, waarde lezer, me enkel lezen in de oude benamingen van dit land. Ik zal het hebben over de Birmaanse taal, de Birmaanse cultuur, de Birmaanse mensen, om de eenvoudige reden dat het lekkerder bekt dat de Myanmarese (?) cultuur etc.

So what did we do? We looked upon it, and laughed 🙂 De gasten bestonden uit Birmanen/Birmezen (?) plus ik. Tevreden over hun “night out”, heeft het gezelschap een tafel verder eens smakelijk gelachen met de dappere rat/muis, ik vond hun blik, en lachte vrolijk mee. Het eten heb ik evenwel laten staan 😀

Eigenlijk heb ik nog niks gezegd over mijn eerste kennismaking met het land. OK, here we go:

– ik ben compleet verliefd op hun fietsen. Een motorbike met side-car, dat ken je? Well, it’s the same, but muscle powered (ecologisch). Je kan er je boodschappen mee vervoeren, of je lief, je kinders. In Brussels they would be a hit! Enige probleem thuis: waar parkeer je je gerief? Mag je een autoparkeerplek innemen? Er is nog werk aan de winkel wat mobiliteit in mijn thuisstad betreft.

– The Kindness of Strangers: ik voel me veilig in dit land. Massa’s mensen lopen hier rond met wat voor de Birmezen een jaarloon is. En erge dingen gebeuren hier niet. Mensen zijn vriendelijk en willen dat je je als gast thuis voelt in dit land. Ik las in verscheidene reisgidsen dat dit een kwestie van eer is. Ik weet dat het Boeddhisme een rol speelt. Ik weet ook dat dit prachtig land (en dan ben ik nog maar in de hoofdstad, het echte leven moet nog komen) onderhevig is aan permanente verandering, aan een toenemende stroom van toeristen. Soms is dat een mooie zaak, meestal niet. Ik hoop dat dit land geen bang-cock wordt, if you catch my drift. 

– Ik bezocht het National Museum. Een oud, aftands gebouw, vol met “goodies”. Ik heb het museumwaardige “lacquerware” bestudeerd (dat wil ik in Bagan kopen, mijn dollars wisely spent on the local economy.) Ik wil dat mijn geld naar de mensen hier gaat, zo draag ik ook een steentje bij. Prachtige ervaring, de koninklijke kledij bewonderen (vol met lovertjes, ongeëvenaard borduurwerk, de kostuums lijken zo zwaar), naast monikken in hun donkerrode pij, een ervaring, I tell ya. 

Ook interessant in het National Museum: de etnische diversiteit in dit land, de traditionele klederdracht van de verschillende bevolkingsgroepen. Verder heb ik onthouden dat ze een snaarinstrument in de vorm van een krokodil hebben, en dat glasmozaïek een bijzonder mooie techniek is, bling bling maar niet overdadig.

Links: The Strand; het jonge Birmaanse koninklijke paar in ceremoniekledij

OP WEG NAAR BAGO (20/12/2013)

Ik bevind me in de trein naar Bago, een ritje van 1,5 uur, voor 4 dollar reis je in eerste klasse. Ik ben tuk op treinritjes in den vreemde, omdat je op die manier het gewone leven ziet. Naast me zit een Birmaan op zijn smartphone facebook te checken. 

Net heb ik eventjes moeten stoppen met schrijven, omdat het leek alsof ik op een paard zat ipv. in een trein. De wagon ging enkele minuten lang fameus op en neer, ik proestte het uit natuurlijk, ik had verhalen gehoord over de treinritjes hier, maar dit! Ocharme die mensen op houten bankjes in de overvolle derde klasse. De man met de smartphone blijft er stoïcijns onder en speelt ondertussen een spelletje op zijn toestel. 

Mijn dag was bijzonder interessant. Ik ben deze middag te voet naar het station geweest om mijn ticket te regelen, en onderweg ben ik een shopping mall tegengekomen (Ruby’s). Ha, good old retail therapy! Twee longyi’s, twee paar oorbellen en een fonkelende haarspeld rijker. Een polshorloge heb ik ook gekocht, want altijd die gsm uit de rugzak halen, echt praktisch is dat niet. 5000 Kyat, merk Q&Q. Zo’n longyi, een wikkelrok of sarong door zowel mannen als vrouwen gedragen, stapt goed door en is erg praktisch, vooral bij toiletbezoek hier. Op de meeste plaatsen vind je Franse WC’s. Voor gewone toiletten moet je in musea, guesthouses en de betere restaurants zijn. Al een chance dat ik er aan dacht om in het station (in longyi) nog snel naar het toilet te gaan, alvorens op deze kermisattractie te stappen!

Longyi’s zie je overal. De mannen dragen exemplaren met fijne ruitjes, meestal donkergroen, donkerblauw of bordeauxrood. De vrouwen dragen alles: uni, of vrolijk gekleurd, maar geen enkele is zo mooi als de mijne. Hoe de verkoopster wist dat het mijn kleur is, ik heb er het raden naar, maar ze kwam direct af met een zwarte wikkelrok, makkelijk te knopen met twee lintjes, geen gedoe met knopen die alleen de locals weten te leggen, vanaf net boven de knie heel fijn versierd net zilveren pareltjes en belletjes, en met hier en daar een kleurig stukje stof. Komt naar het schijnt uit één van de Noordelijke provincies.

De longyi levert goedkeurende blikken op bij mijn bezoek aan de Shwedagon-pagode, het belangrijkste heiligdom van het land. De schoenen moeten beneden aan de trap uit. Kinderen verkopen plastic zakjes om de ze tijdens het bezoek mee in rond te dragen. Verrassing: de trap wordt onderbroken door een drukke straat. Ik kijk links en rechts van me en doe zoals de Birmezen en steek blootvoets de straat over. 

Boven aangekomen haal ik camera en statief boven. Mijn schoenen geef ik in bewaring bij één van de vele handelaren langs de trappen naar de pagode. Er wordt gelachen met de combi longyi en dikke wandelschoenen. New style!

Boven krijg ik van een Maleisische dame een complimentje voor mijn nieuwe rok. Zelf draagt ze geen longyi, omdat ze haar dan voor een Birmese aanzien. Er zijn opmerkelijk weinig blanke toeristen aanwezig. Het gaat hier toch om een topbestemming, maar er is nog geen sprake van een Westerse overrompeling. Des te beter, denk ik dan!

Ik raak in gesprek met een plaatselijke leraar Engels. Ik zeg dat ik ook leraar ben (niet meer, maar ooit wel een tijdje geweest), en dat schept meteen een band. Hij gidst denk ik wel vaker op deze plek. Of het dankzij zijn gezelschap of dankzij mijn professioneel ogend fotomateriaal komt, weet ik niet, maar mensen laten zich graag door mij fotograferen. Jammer dat ik niet meer weet hoe je met mijn toestel filmt, want er komt een hele stoet voorbij, een novicenritueel dat je naar het schijnt niet zo vaak ziet. (Foto’s hier:)

Ik begin stilletjesaan honger te krijgen en vraag of er wat te bikkelen valt. Ja hoor, aan de noordzijde kan je eten kopen. Ik schaf me gevulde koeken, een blikje cola, en -op aanraden van de gids- ook wierrookstokjes aan, en even later zit ik midden tussen de Boeddha’s rustig te eten. Of dat mag? Natuurlijk mag dat, mensen die in de buurt werken komen vaak naar hier om op een mooie plek te lunchen. Ik denk dat ik er vaak naartoe zou fietsen, mocht mijn bureau in de buurt liggen.

Tijdens het eten stelt mijn gids de vraag op welke dag ik geboren ben. Ik antwoord dat ik dat niet weet, dus zoekt hij het op z’n smartphone op. Een woensdag, blijkt. Een moeilijke, want woensdag is verdeeld in 2 delen: ochtend en avond. Avond, zeg ik. Ah! Dan ben je een olifant zonder slagtanden. Met slagtanden is de ochtend. De olifant zonder slagtanden is sterker dan die met. I am strong, peaceful in life and I’m a good person. Nu hoor je ’t ook eens van een ander 🙂

Ik lijst ze even op:

maandag: tiger (strong)

dinsdag: lion (strong)

woensdagochtend: olifant met slagtanden

woendagavond: olifant zonder slagtanden

donderdag: mouse (survivor, intelligent)

vrijdag: hamster (beter dan de andere dagen, Boeddha, Jesus en Allah, maar ook Barack Obama werden op een vrijdag geboren)

zaterdag: dragon (defender, powerful)

zondag: galenda bird (searching for a good place, likes to travel)

Rond de stoepa, die elk jaar opnieuw verguld wordt en ondertussen een goudlaag heeft van 60 ton, zijn er 8 plekken met beelden voor de 6 geboortedagen en de twee voor woensdag. We lopen naar mijn teken, de olifant zonder slagtanden: achter hem staat een Boeddha en daarachter nog een figuur. 12 is mijn lucky number schijnt het: ik moet 7 maal water over het hoofd van Boedda gieten, 3 x over de schouder van de figuur achter hem, en 2 x over de olifant. Als afsluiter steek ik 3 wierrookstokjes aan die ik tijdens mijn vieruurtje van een non gekregen heb. In ruil heb ik haar een gevulde koek gegeven. En een beetje geld voor een foto van ons twee. Zij is nog kleiner dan ik.

Na het waterritueel moet er ook nog op een gong geslaan worden. 12 is my lucky number, maar ik hoef maar 3 x te slaan (1+2). Hij vraagt me hoeveel leden mijn familie telt, ik zeg 5, dus na 5 ferme tikken op de gong is iedereen gezegend, happy en full of good karma.

Ik ben bijna in Bago. Mijn sympathieke hoteluitbater in Yangon heeft een kamer voor me geregeld in het Empire hotel. Er zijn enkel tweepersoonskamers, maar omdat ik maar 1 bed gebruik, betaal ik er 10 en geen 20 dollar. Ik vind dat prachtig, dat er rekening gehouden wordt met de individuele reiziger die niet in duo reist.

Met al dat geschrijf heb ik geen tijd gehad om mijn woordjes te oefenen. Ik heb met m’n telefoon zinnetjes ingesproken, Engels door mij en Birmees door de ober van The Strand en de jongens van de            Aung Si. De trein komt op tijd aan, net zoals ie op tijd vertrokken is. Benieuwd naar mijn volgende stop. 

Birmaanse zodiac: http://www.whats-your-sign.com/burmese-zodiac-animal-signs.html

VAN BAGO NAAR KYAIKTIYO

Een busrit deze keer, drie uur lang. Voor vertrek heb ik toch maar “De Morgen” van dit weekend gedownload. De bus naar Kyaiktiyo zit eivol. Allemaal Birmanen, slechts drie witneuzen, mezelf incluis. Tot aan de eerste stop krijg ik een uitklapbaar zitje in het midden van de gang toegewezen, daarna zit ik naast een lokale schone. Als alles goed gaat, ben ik om 14.00 uur in Kyaiktiyo, ik word verwacht in een guesthouse dat voor me geregeld werd (10$), maar waarvan de naam me nu even ontsnapt. Ik zal wel goed slapen vannacht, want ik ben van plan de klim naar de Golden Mountain te maken.

Vanochtend was ik voor dag en dauw eruit. Om 6 uur ben ik achterop een brommer Bago rondgetoerd. We beginnen met een bezoek aan de Kyaikpun-pagode, in 1476 opgericht, en bestaande uit 4 gigantische Boeddha’s (30 m hoog) die in de 4 windrichtingen kijken. Ik vind mijn olifant zonder slagtanden en voer het ritueel uit dat ik gisteren geleerd heb. 

Ondertussen denk ik aan het gesprek tussen Kim uit NY en de chauffeur. Op een gegeven moment vraagt hij haar “are you Christian?” Lange tijd blijft het stil, ik zie haar twijfelen. Wat te zeggen als je atheist of agnosticus bent? De chauffeur geeft haar een hint: “Are you Christian, are you Buddhist?” Vlug antwoordt ze: “you could say I’m a little Buddhist, yes.” A little Buddhist. Iedereen opgelucht en content 🙂

De volgende stop is de boeddha van Shwethalyaung, in de gids omschreven als “het mooiste en heiligste boeddhabeeld van Birma”, daterend uit 994 maar verschillende keren gerestaureerd. In 1881 ontdekte een aannemer die bezig was aan de spoorweg tussen Yangon en Bago het beeld, ondertussen overwoekerd door de jungle. Het is de grootste liggende boeddha die ik ooit gezien heb, volledig met bladgoud bedekt. 300 Kyat photo fee…

Iets verder ligt een recente Boeddha, fotogeniek over een meertje uitkijkend. Het is nog vroeg, er hangt mist over het water. Mijn driver is niet alleen een goede chauffeur, hij is ook een uitstekende camera-assistent. Bij elke stop zet hij m’n tripod op, alsof hij al jaren niks anders doet. Sympathiek!

We rijden door het dorp, we passeren een koe, een paar varkens en wat geiten. Het is erg vroeg, ik zie monniken met hun bedelnappen langs de weg lopen, mensen begeven zich naar hun werk in open vrachtwagentjes waar plaats is voor een man of 8, 10, per treeshaw (die coole fietsen met zijspan), met de gewone fiets en op brommertjes. Er zijn ook dames die met brommertjes rijden, maar de meerderheid zit elegant schrijlings achterop. Helmen zijn hier duidelijk niet verplicht. Ik draag er één, mijn driver niet.

Tijd voor lunch! De bus stopt aan een restaurant langs de weg. Ik probeer eten te bestellen, maar ik word straal genegeerd, hahaha. Dat is nog niet gebeurd hier. Gelukkig heb ik in de bus een dame gespot die Engels spreekt. Ze is bezig aan haar MBA aan the School for Economics in Yangon. Ze helpt me en bestelt rijst met groenten en kip curry voor me. Ze biedt me een stuk kip op een stokje aan dat ze in Yangon heeft gekocht. Superlekker, yummie. Als ik naar toilet ga, geeft ze me een klein flesje zeep mee, en een paar servietten. Terug in de bus krijg ik nog 3 mandarijntjes van haar. 

Terug naar Bago. Bij een veldje met een twintigtal zittende boeddha’s zie ik een tafeltje staan met een grote theepot met kopjes errond. Twee mannen zitten er hun ontbijt te eten. Of ik thee wil? It’s always a good time for tea. Mijn driver rookt een sigaret. Zijn tanden zijn rood van de betelnoten. Mijn English teacher/gids van gisteren is gestopt met betelnoten en heeft z’n tanden laten witten. Dat is beter als je met toeristen werkt, volgens hem.

On the road again. We moeten naar een ander deel van de stad om een tempel waar een slang vereerd wordt te gaan bekijken. Onderweg passeren we langs zijn thuis, ik word voorgesteld aan zijn vrouw, ze tonen me een foto van hun 7-jarige zoon. Het gezin woont in een bamboehuisje. Ik mag binnenkijken. Het piepkleine maar wel gezellige huis is netjes en goed onderhouden. Een keuken is er niet, ze koken bij de ouders van mevrouw. Het huis bestaat uit een spartaans uitziend bed (ik denk dat het gewoon een houten plank was, bekleed met fleurig plastic, een matras heb ik niet gezien), er staat een TV-tje, oud model met beeldbuis natuurlijk, een kast vol longyi’s, dekens en ander textiel. Omdat ik dit soort ontmoetingen wel voorzien had, toon ik de schabouwelijke foto’s die ik in de rapte nog van m’n appartementje in Brussel gemaakt heb. Ik toon ook een foto van mij en m’n twee zussen, dat vinden ze super. Voor we verderrijden duwt mevrouw meneer nog een knalrode helm in de hand. Ik neem nog gauw een selfie met dit leuke gezinnetje en beloof de foto’s door te mailen.

De voorlaatste stop: de slang. Hier zijn we voor het eerst niet de enige bezoekers. Twee bussen vol schoolkinderen zijn net gearriveerd. Joelend verdringen ze elkaar om de slang te kunnen zien en om er geld op te gooien, er worden foto’s gemaakt met smartphones, ik zag ook een tablet. Een schoolmeisje wil met mij op de foto. Ik ben voor hen een grote attractie, niet zo groot als de slang, maar toch.

Ik word nog meegetroond naar een sigarenfabriek waar enkel vrouwen werken. Als ik toekom, hoor ik van buitenaf dat dit een vrolijke bende is! Sigaren rollen, dat heb ik in Cuba al eens gezien. Ik haal weer mijn tablet boven and I attract a crowd met mijn foto’s van België. Ook hier krijg ik complimentjes voor mijn longyi en voor mijn haarspeld. Ze laten me zien hoe Thanaka gemaakt wordt en een vrouw smeert mijn gezicht er mee in. Bijna alle kinderen en ook een groot deel van de volwassen vrouwen gebruikt deze gemalen boomschors als natuurlijke zonnecrème hier.

Als een echte toerist volgesmeerd met Thanaka zit ik dus nu op de bus richting Kyaiktyo… Làchen!

KYAIKTYO (22 december 2013)

Aangekomen in het dorpje aan de voet van de golden temple, ging de Thanaka er snel af, het doet mijn huid “trekken”, geen fijne sensatie. Dikke laag lekker vettige zonncrème en then we are a go. Ik blijf plakken op het terras van The Emerald Hotel, ik raak aan de praat met een meisje dat sprekend lijkt op het computergeanimeerde meisje dat door organisatie (naam?) gebruikt werd om webcampedofielen op te pakken. Het meisje gaat naar de International School in de buurt, en spreekt al zeer goed Engels voor haar leeftijd (toch een dikke A1, bijna A2 op het Europees referentiekader (link). We eten de mandarijntjes van op de bus en drinken limonade. Haar lievelingsvak is wiskunde, en later wil ze kunstschilder worden 🙂

Als ik bijna bij mijn guesthouse ben, komt Mr. Ko Ko op me afgelopen. Hij had me om twee uur verwacht, en was al ongerust. Mijn systeem om in elk guesthouse te vragen naar een reservatie in een bevriend hotel op mijn volgende bestemming, werkt perfect. Het is een heel rustige manier van reizen: ik hoef nooit te zoeken naar een slaapplaats, ik krijg de goeie plekjes voor (soms veel) minder dan 20 dollar. Iedereen kent iedereen, iedereen is bevriend met elkaar in de toeristische sector. Wreed tof systeem. Ik werd al een keer “a friend” genoemd. Straks slaap ik in een spliksplinternieuw guesthouse, vorig jaar pas gebouwd, voor 18$. Iemand zal er zal me staan opwachten. Kunnen ze niet missen: een kleintje met een knalroze trolley, fotomateriaal en een longyi stijlvol gecombineerd met wandelschoenen 🙂 The world’s my oyster.

Deze keer reis ik per nachtbus. Ik moest eerst terug naar Bago, van daaruit is het een 12 uur durende rit naar het hill tree station Kalow. Ik kijk er niet echt naar uit, naar dat proberen slapen op een bus. Kalow zal wèl de moeite zijn. Het is er frisser dan in de vlakten, en je kan te voet dagtochten maken naar de hill tribes, die (hoop ik) nog volgens hun eeuwenoude traditie leven. Ik vrees er voor, met al die reizigers die me zijn voorgegaan zal de traditie wel goed afgebrokkeld zijn.  

We zijn in totaal met 6 toeristen; 3 Chinezen uit Hongkong, een koppel Duitsers en ikzelf. Eén van de Chinese toeristen zit naast me. Ik toon hem mijn foto’s, hij toont me de zijne en we wisselen tips uit. Hij heeft ook een D7000, maar met een echte Nikkorlens, ik heb een goedkoper merk.

Kyaiktyo was een echte belevenis. Het was zondag, er was ontzettend veel volk. De golden temple ligt op een berg, je kan er te voet naar toe, 13 km. klimmen. Het wordt vaak gedaan, zowel door fitte reizigers als door boeddhisten, want zo bouw je religieus krediet op.

De rit naar boven, in een volgeladen pick-up met nogal ongerieflijke bankjes, was big big fun. In een rotvaart kronkelden we de berg op, toeterend voor elke haarspeldbocht. Gelukkig zat ik helemaal rechts, en kon ik me vasthouden aan de reling. Achter me werd een meisje van een jaar of 7 fameus wagenziek, ze moest overgeven. A een chance dat ze niet ergens in het midden zat. Ik bied een kauwgom aan en geef haar mijn flesje water. The kindness of strangers, it works both ways. Even later is het weer van dat, dit keer circuleert mijn doosje sjieken heel de vrachtwagen rond.

Boven aangekomen is het een drukte van jewelste. Langs de kant van de weg wordt eten en thee verkocht, en je ziet hier mensen uit allerlei lagen van de bevolking. Hipsters en coolcats, oud en jong, traditioneel of niet. Boven zie ik mensen slapen, gewoon onder een dekentje op een matje op de vloer, maar er staan ook tentjes. Mensen maken foto’s, er wordt gezamenlijk gegeten, gewoon op de grond, kinderen spelen. Er wordt veel gebeden, ook, natuurlijk. Overal kaarsen en wierrook. Bij de ingang naar de rots staat een bord “verboden voor vrouwen”. Inderdaad, het zijn enkel mannen die bladgoud mogen aanbrengen op de rots of die geld tussen de richel mogen steken. I go camera crazy.

Op de weg terug naar beneden word ik herkend door de MBA studente. We wensen elkaar een voorspoedige reis, en even later zien we elkaar weer bij de truckstop. Ze nodigt me uit om naast haar te komen zitten, en zegt “cover your head”, en biedt me aan haar sjaal te delen. Dankbaar maak ik gebruik van haar aanbod, niet voor mijn hoofd, maar voor mijn keel, want ik heb gisteren een flinke kou gepakt in het dorp. ’s Avonds koelt het hier serieus af, ik ben mijn fleece moeten gaan halen, maar het kwaad was al geschied. 

Enfin, ik ben gewapend met een rol paars wc papier, het zal wel in orde komen. Ondertussen zijn zonnecrème en muggenmelk mijn trouwste reisgezellen. Ik heb een heilige schrik voor dengue fever, in het Nederlands ook wel beeldrijk “knokkelkoorts” genoemd. Als je dit oploopt, moet je direct naar een ziekenhuis. Gisteren sprak ik met Marijke en Wouter, twee Gentenaren die het zuiden gaan doen, volgens Wouter sinds kort opengesteld voor toeristen. Wouter heeft al heel wat afgereisd, ook per fiets door verre landen (straf!). Hij vertelt me over zijn broer, die reist en blogt, en op een dag per ongeluk een foto postte van zijn torso, vol blauwe plekken. Knokkelkoorts. En ja, het heeft niet veel gescheeld. Ik reken er op dat ik gewoon verkouden ben en dat het wel losloopt. Ik ben door 1 mug gestoken, los door mijn kleren heen. Enfin, soit, we’ll see.

Ik ben ook eens benieuwd of de MBA studente me gaat adden op facebook, ik hen m’n email gegeven, en de Chinees hier naast me heeft  de titel van m’n blog gefotografeerd. Dat zou übercool zijn, een Chinese en een Birmaanse lezer!

Links: foto’s hier, filmpje rit naar boven hier, info Kyaiktyo op wiki:

KALAW (23/12/2013)

Enfin, bijna. Ik was net zo goed aan het slapen in de bus, de Chinees naast me was ergens anders gaan zitten, dus kon ik me tussen de twee zetels inpersen. Soms is “petite” zijn zo slecht nog niet. Binnen een uurtje vertrek ik naar Kalaw, nog eens 1,5 uur rijden. De eindhalte van mijn slaapbus was Taunggyi, nu zit ik in een aftands retromodel. Het is hier om 6 uur ’s morgen zo koud dat ik mijn adem kan zien. Mijn gesnotter en mijn keelpijn zijn al een stuk minder erg dan gisteren. Ik spot een rare snuiter die een (wel heel erg lang) liedje staat te zingen. Hij doet er ook een dansje bij. Een groepje mannen doet vuurke stook. De bus is pretty impressive. Filmpje en foto’s bus hier:

Kalaw, in de Oostelijke provincie Shan, is een compleet andere wereld. Langs de weg zie ik ossekarren, veel ossekarren. Het klimaat is hier ook helemaal anders. Nu is het winter, overdag is de hitte niet zo verzengend als op de plekken waar ik tot nu toe was. Hier zie ik mutsen, dikke jassen en handschoenen. Het is nodig, ook, ’s morgens en na zonsondergang. Kalaw is een “hill station”, dit is de plek waar de kolonialen kwamen uitrusten van hun “hard labeur” in de vlakten. Nu, met kerst, zit het hier vol Birmanen, net zoals wij lekker met vakantie. Ze hebben me al voorgesteld om met kerst mee naar de nachtmis te gaan, hahaha. Dit dorpje is een mix van Indiërs, Nepalezen, Birmanen, vanalles, quoi. Lekker multiculti. Naast tempels is er ook een moskee en een kerk. De eigenaars van mijn guesthouse zijn Indiërs, en er is hier een bijzonder goed Nepalees restaurant.

Een fiets heb ik ook, want mijn tijdelijke thuis, de Pine View Guesthouse, ligt effe uit het centrum. De fiets is stokoud, maar heeft wel nog 5 werkende versnellingen. Op mijn taxiritje naar een scenic viewpoint aan hotel xxx en vervolgens naar het Kalaw hotel, een meer dan 100 jaar oud koloniaal gebouw (van 1903, Birma was een Britse kolonie tot 1937), merk ik dat ik naast de laatste zit (minstens 60$/nacht, tegenover mijn 18$/nacht, ontbijt inbegrepen).

PINE VIEW GUESTHOUSE, KALAW (24/12/2013)

Ik heb geslapen als een roos, van 23u00 tot 8u30, onder 2 zware, warme dekens. Heerlijk fris in de kamer ’s nachts, niet van de airco, wel van de gezonde lucht hier in de bergen. 

Ik heb net mijn ontbijt binnen, en het was copieus: een pannekoek, drie bijzonder smakelijke minibanaantjes, toast, honing, confituur en boter, fruitsap en een goeie theepot vol koffie. Er zijn drie dingen die ik ’s morgens echt wel nodig heb: een warme douche, ontbijt, en straffe koffie. Al goed dat ik een potje oploskoffie mee heb, met een paar lepeltjes extra is ie pas echt op smaak. Ik zit hier in de eetzaal, als enige gast. Buiten zitten drie jonge mensen goed ingeduffeld van het uitzicht te genieten. Straks komen er andere gasten, Birmanen.

Mijn Indische gastheer kwam me net vragen of alles naar wens is. Absoluut! Het lijkt alsof ik in de bergen in Frankrijk zit, het is hier niet te warm, je kan hier dagtochten maken in de bergen, dit is de perfecte plek om effe bij te komen van nachtbussen en drukte. Ik heb net mijn verblijf met enkele dagen verlengd. Na Kalaw en omstreken wil ik nog naar Inle Lake, Baggan en dan 2 daagjes naar Mandalay. Nu is het daar een drukte van jewelste, het is immers kerstvakantie. Dus blijf ik langer hier en steek ik wel een tandje bij voor de toeristische highlights.

Er is hier een probleempje met warm water. Mijn haar is ondertussen zo vettig dat je er frieten in kan bakken. Ze zijn er mee bezig; als er geen oplossing komt vraag ik wel een emmer met heet water, ook goed. Het land kampt met regelmatige stroompannes. In Kim Pon, bij Kyaiktyio, viel regelmatig de elektriciteit uit. Heeft wel iets hoor, overal zaklampjes, he he.

Vandaag ben ik natuurlijk veel te laat om nog iets te doen. Ik ga wat rondpeddelen in het dorp, die moskee en kerk eens uitchecken, en ik moet inkopen doen voor mijn trektocht: een zaklamp, een warme trui, een muts, een sjaal en handschoenen (liefst the real stuff, traditioneel en hier vervaardigd). Ik moet ook een gids vinden, om samen de trip naar het boeddhistisch klooster te maken. Ik zei tegen mijn gastheer dat ik het tof zou vinden moesten er nog mensen meegaan, want zo als vrouw alleen met een mannelijke gids, pfff. Blijkt dat ook vrouwen gidsen, probleem opgelost! Ik ga vandaag wat rondhangen in het dorp, theetjes drinken, een beetje lezen, uitrusten. Waarschijnlijk kom ik nog wel wat rare snuiters tegen die niet de tweedaagse trektocht naar Inle lake doen. Iedereen doet die tocht, 2×15 km. Ik zou ’m het liefst per fiets doen, 30 km op 1 dag. Ik heb fietsbenen, geen wandelbenen. Elke dag 12 km per fiets om op het werk te geraken, bergop, bergaf in Moeskroen, … Straks eens vragen aan mijn gids of het technisch mogelijk is. Ook comfortabel als je je camera en pikkel in je fietsmand kan vervoeren. 

Bon, tijd voor mijn krantje. De komende dagen doe ik het green elephant resort aan, en Kakku wil ik ook zien, little Baggan genoemd. Als de wandeltocht me morgen goed meevalt, doe ik er misschien nog eentje meer. Kakku is wel een paar uur op busjes zitten, maar geen nood, ik heb lectuur. Ik heb boeken mee, en ik heb m’n gazet. Het plezante hier is dat je elke dag je krant kan downloaden beneden in het dorp, als je dat zou willen kan je hier urenlang skypen en chatten met het thuisfront. 

Heerlijk doucheke, een emmer gloeiend heet water aangelengd met ijskoud water, it did the job. Van kranten lezen is er niks in huis gekomen, en om eerlijk te zijn: het interesseert me niet. Hier rondfietsen en praatjes maken met de locals is véél en véél leuker. Mijn fiets had “platten tuub” en moest dus gerepareerd worden. De 3 jonge mensen bleken biologiestudenten die naar hier gekomen zijn om te studeren. Biologiecursussen in het Engels, het zag er niet simpel uit.

’k Ben me gaan informeren voor de trip naar het Boeddhistisch klooster. Het is één dag heen, langs een Danu en een Pa-O dorp, in het klooster overnachten, en dan een dag lang terug richting Kalaw stappen. Voor 50.000 Kyat doe ik de tocht in m’n uppie. Voor de gids is het financieel interessanter om meer gasten te hebben, en voor mij ook. Men raadde me aan om om 17.00 uur terug te komen, dan weten ze meer, en ondertussen moet ik ook zelf gaan informeren bij andere trekking agencies. Allez, weeral werken 😉 

Nu een goed dahl soepke (linzen), dan informatie sprokkelen, theetjes drinken en shoppen. 

Beetje zitten lezen in m’n gids, en opeens: fiat lux. Kengtung, daar ga ik naartoe. Een stad in het Oostelijke deel van de provincie Shan, dicht bij de grens met Thaliand, Laos en China, sinds 1993 te bezoeken door buitenlanders. Ik hoop zo de kerstdrukte te ontvluchten. Een vliegtuigticket boeken dus. Via internet: onmogelijk. Gelukkig zitten er hier lokale zakenmensen te lunchen. Ik knoop een gesprek aan met Nay Min Han, een bijzonder sympathieke heer, hij is de director van Honda, en is met een klein team het land aan het doorkruisen om nieuwe dealers te vinden. Hij mailt over en ’t weer met een medewerkster die voor hem de flight schedules opzoekt, die hij op zijn beurt aan mij doormailt. Effe een screenshot van nemen met de iPad (tutorial hier: http://m.wikihow.com/Take-a-Screenshot-With-an-iPad), en dan op naar het trekking office om mijn vlucht voor me te laten boeken. Blijkt dat ze zich daar niet meer mee bezig houden wegens te druk met trekkings, maar er is de Htun Thit Sa store, tegenover het Center Motel, die dat wel kunnen regelen.

Ik beslis om eerst verder te zoeken naar een trekking guide, en na een paar kantoren kom ik uiteindelijk aan bij het kantoor van Tu Tu, Ever Smile Trekking. Ze heeft enkel een mannelijke gids ter beschikking, maar die kent de weg niet naar waar ik heen wil. Ik informeer naar waar ik muts-sjaal-handschoenen kan kopen, en wat blijkt: ze verkoopt heel leuke sjaals. We keuvelen wat af, ik verneem dat ze 34 is, ze heeft een dochter (16) en een zoon (14), en sinds anderhalf jaar is ze weduwe. Ik vraag haar of ze zin heeft om later misschien te hertrouwen, wat het gesprek leidt naar man-vrouw-verhoudingen, die blijkbaar overal ter wereld even complex zijn. Iets later verneem ik dat ze misschien toch een vrouwelijke gids heeft voor me. Ze belt haar op, maar ze is on the road, dus het is voicemail. Terwijl ze geduldig blijft proberen haar gids te bereiken, vertelt ze me een horrorverhaal dat haar laatst overkomen is.

Na een lange trektocht met een groep mensen, wordt één van hen, een Amerikaan, een beetje te dronken. Een Duitse dame die alleen reist, biedt de Amerikaan en zijn vriend nog een grote pot bier aan (de flessen bier zijn 64 cl hier). Gevolg: midden in de nacht zoekt de Amerikaan stomdronken het toilet. Hij stommelt de kamer van Tu Tu in, die het op een gillen slaat. Alle gasten wakker. Later in de nacht presteert hij het om in de gemeenschappelijke kamer te pissen, in het gezicht van een Koreaanse dame spetterend. Met 200 dollar heeft hij het incident afgekocht. Tu Tu vindt dit gedrag schandalig, zowel dat van de Amerikaan die denkt dat hij met alles wegkomt als hij maar met genoeg geld smijt, als het gedrag van de Koreaanse, die door zijn geld aan te nemen zijn gedrag aanvaardt. Als het aan haar lag, had Tu Tu hem verplicht om hem in zijnen bloten door het dorp te laten lopen. Trousers: out. Shirt: out. De publieke vernedering. Coole chick, die Tu Tu, ik geef haar 100% gelijk. Reizen doe je met respect: leave nothing but footprints, take nothing but memories (and good pictures). Ik vind: trekking = zeer weinig tot geen alcohol. In een land waar gastvrijheid en good care for tourists een erezaak is, waar mensen hun huis voor je openstellen, gedraag je je. Blijf anders thuis hé zeg. Onrespectvolle lui, je geeft ze nog een kans, maar als ze het dan nog niet gessnopen hebben, zet je ze aan de grens weer af. Bye, bye bye, take good care. Alstublieft zeg.

De vele pogingen van Tu Tu leveren resultaat op: Summe (“Semma”), mijn gids, zal morgen om 11.15 voor me klaar staan. Ze spreekt Engels en Frans, da’s tof, kunnen we allebei oefenen, en ook positief: ze woont vlak bij dat Boeddhistisch klooster. Ze zal water, een deken en vegetarisch Indisch voedsel voor me regelen. Dit wordt interessant, vermoed ik. De prijs? 45.000 voor twee dagen trekking, slapen bij de monikken, tussen de buddha’s, en een fleurige oranje sjaal, ook. Aan de kleur van mijn kledij te zien, denk ik dat ik best wel happy ben 😀

Laatste stop: vliegtuigticket regelen, shop tegenover het Center Motel, en ook vlak bij het Pine View Restaurant. Ik leerde van Tu Tu dat ik helemaal niet bij Indiërs logeer, maar dat het guesthouse, net zoals het hotel en het restaurant, in handen is van Chinezen. Blijkbaar ben ik tot nu toe via de Chinese Connection gegaan. 

De dame die telefoontjes doet voor m’n ticket naar Kengtong, is de zus van Tun Win (zie volgende paragraaf), dus ook Chinese connectie. Het duurt allemaal lang, dus snuister ik rond in haar shop. Ik koop een opblaasbaar nekkussentje (mijn samsonite reiskussen van op de luchthaven in Mumbai ben ik al kwijt, bij een pipi stop op de nachtbus achtergelaten op een tafel van een wegrestaurant), een mondmasker en een coole zaklamp: 4 LED-lampjes,via twee pinnetjes oplaadbaar in het stopcontact! Ondertussen heb ik ook telefoniste gespeeld, de twee dames van de shop hadden het druk druk toen de telefoon rinkelde, het was ok dat ik opnam. Ik vroeg de persoon aan de andere kant van de lijn om even te wachten, “ok, no problem”, maar tegen dat de shopdame de telefoon kon aannemen, had ze alweer ingehaakt. Als het belangrijk is, bellen ze wel terug.

Voor de print out moet ik morgen terugkomen, 127.000 Kyat heen en terug, een serieuze hap uit m’n budget. 130 dollar. Oh well. I’ll live, beetje rustiger aan doen in de komende.

Als ik ga plassen in Pine View restaurant, wordt me door Tun Win gevraagd hoe m’n kamer is. (Deze man is de referentie die me vanuit Bago meegegeven werd. Was nog een heel gesukkel, want ik dacht dat Tun Win een hotel was, haha, uiteindelijk was het wel snel geregeld allemaal.) Ik zeg: fantastisch goed, maar geen warm water. Hij vraagt me mijn kamernummer, doet een belletje en zegt dat het probleem ondertussen is gefixt. We zullen dat morgen wel zien…

—-

Tijdelijke thuis, schrijf schrijf. Nirvana in m’n oren, “Unplugged in New York”. Teksten herlezen, zitten edditten. Na m’n pleisterplaats, het Nepalees restaurant met goeie wifi, a nice vibe en interessante gasten, ben ik met een Duitse dame uit de buurt van Köln nog effe een afzakkertje gaan doen in de Hi Bar, net om de hoek.

In dit lokale watering hole (biertent) was ik gesprek geraakt met wat me de eigenaar van de tent leek. Ik vertelde over Tu Tu, en over mijn plannen voor morgen. Natuurlijk vroeg ik me af hoe het kwam dat Su Su zo vroeg weduwe geworden was, een verkeersongeval misschien? Nee. Su Su zei me dat haar man trekking guide was. Via dit best wel voos café leerde ik dat haar man gestorven is aan AIDS, HIV. Via zijn job als trekking guide kwam hij in contact met brothels, zijn klanten wilden daar wel naartoe als afsluiter van den avond, en ja, Tu Tu’s man is wel eens meegeweest, onvoorzichtig, unprotected. Of hoe een echtgenote indirect slachtoffer is van prostitutie. Ik snap haar nu een heel stuk beter, ik zou ook niet willen hertrouwen. What a world. Niks is simpel.

Maar er is ook goed nieuws: Tu Tu is niet geïnfecteerd met HIV, en ze heeft via haar overleden echtgenoot het vak geleerd. Haar business floreert, ze spreekt haar talen, ze is rustig en profesionneel, en ze heeft geld genoeg om in haar onderhoud en dat van haar kinderen te voorzien. Ze zei me dat ze niet te veel werkt, de kinderen gaan voor. Ze heeft wel een resem gidsen die voor haar werken, zij regelt de commerciële kant wel, contact met klanten enzovoorts, en ze doet dat geod.

Ander goed nieuws: ik kwam daarnet “thuis”, en zie in de badkamer een nieuwe doucheslang, en inderdaad, het water is steaming hot. For tomorrow, we are a go! En ook: Tu Tu zei me dat het marktdag is, dus de mensen komen vanuit de dorpen afgezakt naar het dal om hun waar te verkopen. ’k Ga weer camera crazy gaan… 

En nu: lekker slapen in de frisse berglucht. Morgen is weer een nieuwe dag.

Opmerking: herwerken, info HIV is niet voor publicatie – ver,elden in apart artikel over prostitutie. Gezever over bar schrappen.

To do: me uit het kerkregister laten schrappen (cf. tip Duitse madame)

KALAW, MARKDAG (25/12/2013)

Net zoals in Brussel, hebben ze hier een wekelijkse markt. Een drukte van jewelste, niet eenvoudig om zonder de mensen te hinderen te fotograferen. Na een klein uurtje geef ik het op, ik zit achter een lassi met fruit, effe uitpuffen. Binnen drie kwartier vertrek ik immers, trekking. Ik vermoed dat het uitputtend zal zijn.

BOEDDHISTISCH KLOOSTER, 5 UUR STAPPEN VAN KALAW (25/12/2013)

Momenteel bevind ik me dus in een klooster, en ik oogst weer veel bekijks, vooral met m’n iPad waarop ik momenteel aan het schrijven ben. Er zit een groepje van 3 rond me, ze kijken hun ogen uit. De televisie waar ze allemaal voorzaten, is ineens compleet oninteressant. Grappig.

Zoals gezegd, heb ik vandaag 5 uur gestapt, door een prachtig berglandschap met reusachtige dennebomen. Niet alleen, natuurlijk, ik zou nooit levend terugkomen uit die wirwar van bergpaden, wel samen met Semma, mijn drieëntwintigjarige Sporty Spice berggids. Om te beginnen zijn we ook voor mij een hoedje gaan scoren op de markt, voor 700 Kyat was ik zeker geen zonneslag te riskeren. De zon brandde fel, deze namiddag. Na de markt zijn we gaan eten, en dan ging het steeds hoger de bergen in, een rustige wandeling, want op verlof wil ik niet hollen. Liever een dorpje minder zien dan morgen geradbraakt zijn. In het begin van de tocht kwamen we langs mooie, moderne huizen, maar na een uurtje stappen was er alleen nog de imposante natuur. Pas drie uur later kwamen we langs een dorpje. Bamboe huisjes, geen electriciteit via het net maar wel -heel slim- zonne-energie, geen stromend water. De mensen hier verplaatsen zich met brommertjes, maar ook nog veel per ossekar, moeilijke beesten, luisteren niet altijd even goed.

Semma is een verantwoordelijke gids. Brommertjes hoort ze al van ver afkomen, en dan gebiedt ze me achter haar te gaan staan, goed aan de kant van de weg. Als er een ossekar passert, is ze pas echt ongerust. Ze zegt dat het gevaarlijk is, dat er soms ongelukken gebeuren. Ossen houden niet van foreigners, zegt ze. Volgens haar is het oppassen geblazen als zo’n beest snuift: ze zegt dat ze kunnen ruiken dat er buitenlanders in de buurt zijn. Ik moet lachen, waarop ze mij aan haar arm laat ruiken, en vervolgens de mijne onder m’n neus duwt. Anders, inderdaad.

Er gebeuren soms ongelukken met wandelaars die niet uit hun doppen kijken en aanrijdingen met brommertjes en ossekarren veroorzaken. En dan met het per helitaxi (heb ik dat goed begrepen, hebben ze dat hier?) naar de dichtstbijzijnde luchthaven, richting Thailand. De gezondheidszorg is niet wat het moet zijn hier. En dan is het baai baai vakantie, naturlijk, en heeft mijn gids veel kopzorgen.

Ik heb vanmorgen in het kantoor mijn plannen weer veranderd, en doe een driedaagse tocht, ik alleen met Semma. Morgen slapen we bij haar thuis. Haar vader is de chef van het dorp. Onderweg zijn we één andere groep tegengekomen, bestaande uit vader, moeder en twee jonge zonen (de kinderen te paard), een gids en vier helpers. Grote luxe. Te voet naar Inle Lake, zoals zovelen. Semma weigert die route te doen, veel te druk. Ze vertelt me dat er in het dorpje waar er overnacht moet worden, soms wel 60 toeristen tegelijkertijd zitten, en dat het echt niet aangenaam is. Ik ben hier de enige witneus, en ik voel me veilig, Semma heeft goed voor me gezorgd.

Vanavond moest ik mezelf entertainen terwijl zij en haar zus gingen koken. Ik heb rondgelopen in het dorp, gekeken naar de kinders die hier graag voetballen, en naar de jeugd die een typisch balspel van hier speelt. Het bestaat er in een rieten/bamboe bal zo lang mogelijk in de lucht te houden. Aangezien ik toch niks van voetbalregels snap, heb ik het effe gefilmd. Indrukwekkend, de flexibiliteit van die gasten. Coole sprongen, fijn om naar te kijken. Misschien moesten we dat ik België ook maar eens invoeren.

Na twee uur ongeveer, was het eten klaar. Rijst, kip, okra, bloemkool, kool en frietjes (echt!), bij kaarslicht geserveerd in de eetzaal van de monikken. Bijzonder sfeervol. De etiquette vereist hier dat de gasten eerst eten, dan eten zij pas. De kip was bijzonder smakelijk bereid, vrij fris van smaak, met de groentjes en de rijst was niks mis, en de frietjes, die waren geweldig. Heel klein en extra krokant, met net genoeg zout. Als dessert was er een gerechtje met banaan en kokosnoot, maar dat heb ik bewaard voor vanavond, net voor ik ga slapen. 

Eten bereiden is hier een heel gedoe. Toen we toekwamen, stond de zus van Semma hout te kappen voor het vuur. Hier geen gasvuurtjes, nee, er wordt op houtvuur gekookt. Alle ingediënten kwamen vers van de markt in Kalaw vanmorgen. 

De eetzaal van de monikken is sober ingericht. Net voor een schrijn met een boeddha, staat een redelijk grote, lage ronde tafel. Aan de overkant van de zaal staat het kookgerief, potten en pannen, borden, kopjes, … De monikken koken en eten niet samen, maar ieder voor zich. Monnik ben je hier ook niet voor het leven. Je bent het een jaar of zo rond de leeftijd van zes, zeven, en later nog een tweede keer, na ja veertig, ook voor een jaar of zo. 

Straks wordt mijn bedje hier gemaakt, ik vermoed een matje op de grond zoals hetgene waar ik nu op zit, valt qua koude nog mee gelukkig, en een paar dekens. Semma is geen fan van overnachtingen hier. Ze zei me dat het er niet al te fris ruikt, en daarom heeft ze een grote bus luchtverfrisser meegebracht. En inderdaad, het eerste wat me opviel was de overduidelijke geur van katten. Er zitten er hier een stuk of drie, en er leven hier 4 monikken. Die slapen hier ook in het klooster, maar Semma en ik krijgen een stuk afgescheiden met lakens. 

Ik zou graag een kattenwasje doen voor ik ga slapen, dat rondlopen in de zon heeft er voor gezorgd dat ik best wel plakkerig ben. Later, geduld. 

Comfortabel is het misschien allemaal niet, maar dit is toch wel de beste kerst ever. Zo speciaal, zo’n aparte sfeer, zo’n mooie natuur, zo’n rust, zo gezellig met de twee zusjes hier, ondanks de afwezigheid van modern comfort. I like it. 

Halfnegen. We liggen alledrie onder zeil. Semma en haar zus liggen samen onder een deken zachtjes te babbelen, ik lig met m’n iPad in bed. Het kattewasje is gebeurd, ik heb me met een eau de cologne-doekje goed schoongewreven, en het voelt fris. Morgenvroeg douchen heeft geen zin, na een paar uur stappen ben je toch aan het zweten. Tanden poetsen doe ik straks, flesje water mee want hier is geen proper stromend water. 

Mijn bed is goed. Ik lig onder twee warme dekens, en er is nog een derde beschikbaar indien nodig. Mijn hoofdkussen is extra dik en ligt lekker, onder me liggen ook een paar dekentjes. Ik kreeg deze tip van een rondreizend koppel (naar Peking uitgeweken Europeanen), zij sliepen hier voor het eerst op hun reis wel tien uur aan een stuk. Ze zeiden dat er vuurvliegjes zijn en dat je de melkweg goed kan zien, seffens eens met m’n dekentje naar buiten gaan. Zij kregen een afgescheiden stuk, misschien omdat ze als man en vrouw reizen, geen idee. Semma kletst ondertussen een eindje weg met de monnik. Nee, van de taal begrijp je helemaal niks. Morgen eens vragen waarover het ging.

Voilà, hier lig ik dan, met kerst, in een boeddhistisch klooster in een mooi stukje wereld, heel ver van huis. 

Een mooie dag, eens geen geregel en gedoe, geen beroemde stoepa’s, geen toeristen, gewoon lekker wandelen met een gids van hier, hoog in de bergen, in een schitterend landschap. Meer moet dat soms niet zijn.

DE VOLGENDE OCHTEND (26/12/2013)

Ik heb geslapen als een roos, van 22.00 tot 6.15, net zoals thuis. Toen ik bijna aan het slapen was, heeft iemand, Semma waarschijnlijk, nog een derde deken over me heen gelegd. Lekker warm, in m’s kleren en m’n warme fleece jas, kap op, onder een berg textiel, alleen mijn neus zag je nog. Ik had zelfs geen quies oordopjes in, ik heb niks gehoord vannacht, geen blaffende honden, geen snurkende monikken, geen tikkende klok, helemaal niets.

Het is nu bijna zeven uur. De laatste monnik is ook wakker. Het nichtje van Semma was al bezig in de keuken toen ik m’n tanden stond te poetsen. Naast de eetzaal is een keuken, daar brandde al heel vroeg een vuurtje.

Terwijl ik in de weer was met m’n camera, kwam ook Semma eraan, goed wakker zo te zien, lachend en warm ingeduffeld in een dekentje. Het is zo’n 7 graden alweer, winterochtend in de bergen.

Ik rammel van de honger, en ben benieuwd wat de pot schaft. Traditioneel ontbijt, enkel groenten, zei Semma gisteren. Geen oploskoffie en creamer, hahaha, geen croissants. Een Birmaans ontbijtje, we zijn immers ver van huis. Misschien zijn er van die lekkere kleine banaantjes, en dito mandarijntjes, vol van smaak.

Vandaag gaat de tocht richting station, waar we zullen lunchen en waar we drie ethnische groepen gaan bezoeken. Selma behoort tot de Da Nu. Volgens mijn gids is de levensstandaard van de traditioneel levende bevolkingsgroepen er opvooruit gegaan sinds de UN hier ontwikkelingsprojecten heeft uitgevoerd.

We gaan het rustig aan doen, zeker niet te veel of te snel stappen, het moet een beetje fun blijven. Op het gemakske, genieten van de vele vergezichten, de tijd nemen voor foto’s, ook. 

Acht uur, ondertussen. Ik heb net ontbeten in de eetzaal, nu zit ik in het klooster te schrijven. Aan de andere kant van de ruimte zitte 2 monikken samen te ontbijten. Ze hebben duidelijk ook last van de kou. 

Binnen een half uurtje vertrekken we. Semma heeft me vriendelijk maar kordaat gevraagd om om halfnegen klaar te staan, en ze vroeg ook of ik een gift wilde doen. Voor zo’n goede nacht: absoluut. 5.000 kyat lijkt me mooi, daarmee kunnen ze de dekentjes regelmatig eens wassen, en kunnen ze zelf ook weer effe verder. Monikken hebben immers geen bezit, ze leven van wat de mensen hen geven. Elke ochtend trekken ze langs de straten met een pot waar mensen giften in leggen. Geld, zakjes bereidde rijst, you name it.

Ik ben er helemaal klaar voor. 3 tassen koffie heb ik binnen! Semma lust ook graag koffie, een kickstart ipv. groene thee, dus had ze zakjes coffee mix mee, koffie met melkpoeder en suiker. Er was ook toast (3 stuks), sesamzaadkoekjes, mandarijn, appel en banaan. Deze keer hebben we samen gegeten. Gisteren volgens hun cultuur, vandaag volgens de mijne. Daar konden ze zich wel in vinden. Dus was het gezellig, als drie zusjes, eten en babbelen, top! Semma en haar zus hebben de restjes van gisteren opgegeten (het traditionele ontbijt is een noedelsoepje, en ook: eten weggooien, dat daoe je niet, dat doe ik thuis ook niet), maar die stukken toast met confituur gingen ook vlotjes binnen. Ik ga wandelen met Semma, haar zus gaat naar het dorp, waar ik ze vanavond terug zal zien, met de hele familie.

Koffers pakken, toiletbezoek, gift doen, and we are a go.

LUNCHTIME, TREINSTATION IN DE BERGEN, 30 min. van KALAW

Honger! 40 minuutjes wachten op m’n noedelsoepje, zegt Semma. De wandeling was rustig, met een lange pauze onderweg. V a k a n t i e! 

Vanochtend zijn we met ons drieën vertrokken, tot aan de splitsing, Semma’s zus volgt de spoorweg tot aan hun dorp. Ook een Da Nu-dorp, net zoals dat waar we vannacht sliepen. 

Er zit hier een bende cool cats, 4 hip gestylde jonge gasten. Effe vragen straks of ik met ze op de foto mag, hihi 🙂 Nu zie ik dat het Semma is die hier voor me staat te koken in dit een café. Uit de radio klinken uit het Engels vertaalde liedjes. De hipsters zitten allemaal achter een kopje melk, ik heb me net een lekker gembertheetje besteld, met honing. Er waait een fris windje door het café, geen ventilatoren nodig. Bon, de thee is gearriveerd, en smaakt niet zoals ik gehoopt had, maar naar bouillon met grote stukken gember. Nadat Semma me een paar keer gevraagd had of ik mijn thee niet uitdronk, heb ik het goedje in 1 teug binnengekapt, net voor vertrek. Semma knikt goedkeurend.

Lunch was goed, maar Semma wilde niet vragen of ik een selfie mocht maken met de cool cats, want het zijn vrienden van haar op school Ze wil geen raar gedoe, fair enough. Heb ze dan zo maar gefotografeerd. Ik heb weer bekijks, met m’n ipad. Ah, de trein komt toe, effe filmen.

De wandeling was weer bijzonder fotogeniek. Ossen, rijstvelden, bamboeboeesen, mensen die het land bewerken, een afgeladen kar vol gember, vergezichten, bergen en dalen, … en dat alles in de gezonde berglucht. Na een uurtje stappen bereiken we een Pa-O dorp. Er is een school en een klooster, zoals in elk dorp zegt Semma. Ik vertel haar over onze kleine schooltjes in de belgische Ardennen, waar er soms 15 leerlingen van 6 tot 12 jaar samen in één klas zitten en les krijgen van dezelfde onderwijzer)es). Sommigen hebben dus zes jaar les van één en dezelfde persoon. 

In het het klooster nuttigen we thee, mandarijntjes en gebakken boontjes (smaakt als nootjes), samen met een oude monnik en een oude man. Een poes ligt te luieren in de zon. Elk klooster heeft minstens 1 kat, maar hier geen stank. Twee jonge monikken (7?) observeren ons theekransje. Het is hier koel, en Semma babbelt weer honderduit. Hier geen pc, wel een laptop. De monnik heeft een brief gekregen, via airmail. De jonge monikken duikelen gerief op uit een houten toolbox, om een brommer te repareren. Dit is een goeie plek, maar overnachten is onmogelijk wegens “geen dekens”. Ik denk dat ze gewoon geen zin hebben in toeristen op hun dak.

Ik mag naar buiten als ik beloof op te passen met ossen en brommertjes 🙂 Er worden verbeteringswerken aan de stoepa gedaan, iets verder zitten de kinderen inderdaad samen met een paar volwassenen aan een brommer te sleutelen. Zo leid je wel goeie mechaniciens op, jong geleerd is oud gedaan.

In het dorp, waar de kar met gember aangekomen is en veel bekijks heeft, maak ik een filmpje van kinderen die spelen met een tol. Behendig, goed voor de fijne motoriek. Ik loop nog wat rond, effe toiletbezoek (3 koffies, wat wil je), en ik sluit af met nog wat thee in het klooster. Ik ben een versnelling lager geschakeld, en dat is goed.

Aankomst in Semma’s dorp. Ik zit hier weer goed, nieuwe tijdelijke thuis, ik film hoe er weer kinderen samentroepen om mijn raar gerief te bestuderen. Het wordt weer een candlelight dinner, vanavond. Fijn voor mij alleen, geen andere toeristen. Ik slaap bij Selma’s nicht, haar ouderlijk huis zit immers vol, 4 Franse gasten. ’k Heb er effe mee gepraat, en ik merkte dat ik quasi onmiddellijk naar Europese snelheid overschakelde. Niet goed. Niet veel zin om te socializen met Fransmannen, laat mij maar lekker ver weg zijn van Europa.

Ah, goed nieuws: ik eet niet alleen, maar met Semma’s moeder. Ik hoop dat ze erbij is, dan kan ze voor me vertalen. Het wordt koud. Snel mijn warme jas aandoen, en m’n jeans onder m’n longyi, voor ze hier zijn. 

21u00, ik lig in m’n bedje. Ik heb net een namaak apple batterij zien ontploffen, no shit! Mijn camera moest opgeladen worden, dus pluggen we de batterij in, een knal en veel rook: er ontploft iets. Gelukkig is mijn charger nog ok, anders was het tot Bangkok gedaan met spelen met de Nikon. 

Rustig dagje, alweer. Na de lunch een half uur stappen, dan op de koffie bij Semma’s nicht. Koffie met gebak, gezellig. Met z’n allen fotootjes kijken van België, heel mijn fotostream vliegt erdoor. Fietstochten, Brussel, Gent, mijn zussen, vrienden, een feestje op het werk (ja, collega’s, wie aanwezig was op de afscheidsdrink van Martine is hier gepasseerd), veel foto’s van fietstochten en close ups van planten, Bangkok, en een beetje Myanmar. Ik laat ze hun gang gaan, eet cake en slurp van m’n koffie.

Dan is er nog een laatste halte bij een dorpje. We stoppen bij een huis waar een supercomfortabele stoel voor staat. Uren had ik hier kunnen zitten, maar Semma sommeert me naar boven te komen. Daar zit een oude man achter een hoop schrijfgerief. Hij biedt ons thee aan, maar we bedanken (Semma keek naar de ietwat schmutzige kopjes en dacht hetzelfde als ik). Omdat er zo veel schrijfgerief ligt, denk ik dat hij “écrivain public” is. Nee hoor, meneer is astroloog. Voor 1.000 Kyat kan ik in mijn toekomst laten kijken. Er worden kalenders bovengehaald, er wordt geteld en gerekend, en voilà, we zijn er. Op mijn 46 zal ik een goede man vinden (nog 6 jaar foute vriendjes, olé), en de zaterdag na mijn 40ste verjaardag is het goed om een parasol (mini of groot, kleur maakt niet uit) te gaan offeren bij een Boeddhistisch klooster in België, dat zal me geluk brengen. Na mijn 40ste een ananas delen met 7 mensen helpt ook. 

We wandelen verder naar Semma’s dorp, we komen vroeg aan, heel goed, want ik wil mijn haar gewassen en gedroogd hebben voor het koud begint te worden. Ik douche me in eem bamboe kotteke waar een groot stenen waterbassin staat. Semma doet er wat van in een teiltje, twee thermossen kokend water erbij, perfect. Ik krijg een zakje shampoo, zwarte shampoo uit Indië en is speciaal voor sluik zwart Aziatisch haar gemaakt. Prima spul, ook voor mijn haar. Semma maant me aan voort te maken, ze wil niet dat ik kou vat. En ze wil ook dat de 4 Fransmannen kunnen douchen en happy zijn.

Tijdens het wachten op het eten, krijg ik een mooi cadeau. Ik fotografeer een oudere vrouw aan het raam, ik toon haar de foto, en prompt haalt ze een hoop familieleden voor mijn lens. Ik beloof de foto’s af te printen en naar Ever Smile Trekking te sturen; ik weet nu al dat ik in België weer met chronisch tijdsgebrek zal zitten, de komende maanden.

Vóór het avondeten gaan we ons opwarmen aan het vuur in de keuken. Heel de familie zit hier, Semma, haar moeder, de zus van haar moeder, haar nichtje, dat ook vandaag voor ons kookt. De mater familias zegt “eat, you, one”. Ik zeg “no, everyone” en maak er een gebaar bij dat lachend geïmiteerd wordt. We eten samen in de grote leefruimte, hier wordt gegeten, gesocialized (in de zomer), en hier slapen de gasten. Chillen doe je in de winter de hele avond lang met een kop thee aan het vuur in de keuken.

Het eten is een feest: soep, rijst, 5 soorten groenten, tofu en een klein potje met een bijzonder lekkere en pittige mix van pinda’s, gember en limoen. De ketchup van hier, als je wil. Het is de eerste keer dat ze met zoveel tegelijk met een toerist eten, wordt beweerd.

’s Avonds aan het vuur in de keuken komt er druppelsgewijs nog wat volk binnenvallen. De jongere broer van Semma, een paar nichtjes en hun kinderen. Met z’n tienen zijn we, waarvan 3 jonge kinderen. De avonden zijn hier van de vrouwen en de kinderen, de mannen zijn hier niet, Semma’s vader niet, en haar lief ook niet. De vrouwen en kinderen zitten heel dicht bij elkaar. Semma’s broer zit apart, aan de andere kant van het vuurtje. Semma hangt tegen haar moeder aan, haar neefje op schoot. Vreemd dat dit dezelfde persoon is als de superprofessionele berggids die ossenhoeders commandeert een andere route te nemen, want wij moeten erdoor (ze luisteren allemaal naar haar, zonder tegenpruttelen). Een ander leven, zo hecht met heel de familie, zo weinig privacy.

De naamloze huiskat komt ook effe langs. Ik zet de foto’s en filmpjes van de dag (Leica D-Lux) op m’n iPad, Semma vertelt, iedereen kijkt en luistert geïnteresseerd. Als die reeks uitgekeken is, moet mijn photostream weer op. Er gaat een zakje zonnebloempitten rond, ik vraag het licht uit te doen, want dan zien we beter. Fijn foto-avondje, iedereen is ge-entertaind, ik incluis, en we zullen vannacht zeker goed slapen. Semma en haar nicht slapen met mij in de grote ruimte, zij twee weeral samen in één bed.

LAATSTE DAG WANDELEN MET SEMMA (27/12/2013)

6u15, uit bed gesprongen richting “huske/koerke/wc” voor een dringende boodschap. Mijn schoenen, waar zijn mijn schoenen. Niet beneden aan de trap, niet boven aan de trap… Ah, in de keuken, waar het nichtje alweer druk in de weer is. Mijn schoenen stonden ook in het klooster binnen, want honden zouden er wel eens mee kunnen weglopen (of er tegen piesen, denk ik, die vreemde geur, weet je wel).

6u45 ondertussen, Semma is ook wakker nu. Ze gaat ontbijt halen. Of ik sticky rice wil? Tuurlijk, haar moeder heeft die speciaal voor mij klaargemaakt. Rijst ’s ochtends, zoals wanneer ik in Japan chez l’habitant ga slapen. Van een gepensioneerde Franse reisgids gehoord dat dat kan, en dat het best meevalt, qua prijs. Alleen Tokyo en Osaka zijn duur. Is het nu toch net niet Tokyo zeker, waar ik in mei naartoe wil. Mijn gids (LP) heb ik al gekocht, net zoals die van St. Petersburg (de Hermitage!) ligt ie al een jaar in m’n kast. 

Dit is een mooi, houten huis. Vloer, muren, plafond, alles is in hout. De indeling is praktisch: een grote ruimte met 1 aparte slaapruimte, ernaast een keuken, allebei geven ze uit op het terras. Trapje naar beneden, onder de woning, op het gelijkvloers, is een opslagruimte voor voedingswaren enzovoorts. De wc is een hokje achter het huis, en de douche, als er die is, is ook apart. Ik hoorde vertellen over een Zwitserse van 35 die hier elk jaar twee weken komt uitpuffen. Ik hoop dat ze oordopjes meedoet, want stil is het hier niet. Tot ’s avonds laat is er getjingeltjangel, en ’s morgens zeer vroeg wordt er luide muziek door versleten speakers gejaagd. Toch heb ik ook hier zeer goed geslapen.

’k Heb net in dit mooie huis ontbeten, in de zon, we hebben de tafel verzet. Ik at alleen, ondertussen is broer hier komen bidden. Mooi hoor, die gezangen. Na het ontbijt ging het richting Semma’s ouderlijke huis, waar ik nog met de mater familias, met Semma en haar zus, die een 3 maand oude baby heeft, samen aan het vuur in de keuken hebgezeten. Allemaal vrouwen. Er werd in mijn benen geknepen (goeie wandelbenen? een klein beetje fietsbenen), en aan mijn tenen gevoeld, koud, ja, dus zet u maar wat dichter bij het vuur, kind. De baby werd aangelegd, na het voeden neemt Semma de tijd om effe te dollen met de kleine. 

Verhaal buffels – val – massage.

Ik maak nog een portret van Semma en haar ouders, onderweg kom ik ook de zus met man en kind tegen, die gaan ook op de foto. Volgend jaar moet ik maar terugkomen, zeggen ze, en in hun huis slapen, en langer blijven. Gastvrije mensen, ik voelde me er helemaal thuis. Gezonde mensen, ook: niet roken, niet drinken (uitgebeeld met de duim aan de mond, blijkbaar een internationaal gebaar), geen betelnoten, en vegetarisch eten. Mensen naar mijn hart 🙂

De laatste dag stappen ging langs een viewpoint, waar je goed kan eten (ik werd weer verwend door mijn gids). Hier kom ik andere reizigers tegen: Fransen die in Berlijn wonen en werken, mevrouw blogt over de stad (link:), 4 jongelui uit Singapore, ze werken voor Lucas film, en één van hen heeft een echte rolleiflex bij, en drie dames, twee Israeli en een Vietnamese, die zonder gids aan het wandelen zijn. Het laatste groepje let op de centen (3 $/nacht), en volgt ons door de bossen, langs het waterreservoir (voor Kalaw), terug naar de hill station. 

Aan het reservoir delen een paar jonge gasten een fles rum. Ze zien er erg stedelijk uit, met hun zwarte kleren en tattoos. Natuurlijk ben ik net te laat met mijn camera: de kerel met z’n lang haar en z’n getatoeëerde rug heeft vlugvlug z’n t-shirt terug aangetrokken, want er staan ineens 4 dames uit het buitenland bij hem en z’n maten. “Party party” zeg ik, steek m’n duim omhoog. “Yeah, party!” Da boyz poseren voor mij en m’n vriendinnen, ik maak een close-up van de getattoeëerde beauté, maar hij draait z’n arm zo dat ik niks zie van de tattoos. What the heck, denk ik en ik stap op ’m af met de vraag z’n arm zo te houden. Tuurlijk, no problem, hij is blij met de interesse. Als bonus gaat het t-shirt uit en maak ik toch nog de foto die ik wilde maken! 

Onderweg heeft Semma me verteld over de gezondheidsproblemen van de 3 jaar oude baby. Ik leg haar ons Belgisch systeem uit, waar we veel belastingen betalen maar waar we een degelijke gezondheidszorg, goed onderwijs, berijdbare wegen, cultuur enz. voor terugkrijgen. “Really? Whaw” Misschien binnen een paar decennia ook hier.

Later die avond zit ik met Zwitserese intellectuelen aan tafel, de gesprekken zijn rijk en interessant, net zoals het leven van dit koppel en hun vriendin. Hij is schrijver. (boek: hier) Ik leer over de problemen in het land, over de strijd tussen boeddhisten en moslims, over hoe moslims in een soort ghetto leven, en hoe hen basisrechten ontzegd worden. Er is voor 1 miljoen moslims hier in het land, die er overigens niet sinds gisteren zijn, 1 hospitaal dat bereid is hen te verzorgen. Ze worden verplicht een document te tekenen waarin ze beloven niet meer dan 2 kinderen te nemen. Schrijnende toestanden. Info hier:

TO KENGTUNG (28/12/2013)

In het vliegtuig alweer. 250$ voor een retourtje Hehu-Kentung. It better be worth it. Ik vlieg met KBZ, zal wel veilig zijn, als Honda zijn personeel er mee laat reizen. Myanmar Airlines is zo onveilig dat internationale bedrijven hun staff verbieden er mee te vliegen. 

Tot nu was mijn dag best wel fun. Afscheid nemen van de mensen van de Pine Land Inn, een reservering laten maken in Harry’s Trekking House, ze komen met oppikken aan de luchthaven, wel zo handig.Dan heb ik de knappe receptionnist een lift per scooter naar mijn ticket office gevraagd. Hij is van Indische afkomst, maar net zoals zijn ouders hier geboren en getogen. Zijn grootouders zijn destijds vanuit Indië naar Birma gekomen. Misschien hebben ze nog voor de Britten gewerkt, wie weet. Ik zei ’m dat ik, moest ik 20 jaar jonger zijn en in Kalaw zijn opgegroeid en willen blijven wonen, ik direct met ’m zou trouwen. Allebei lachen, haha. Hier is een foto: let vooral op dat blauwe armbandje. Niiice!

Daarna heb ik m’n vliegticket afgehaald en betaald, de dame fixte ook een taxi voor me tot aan de luchthaven. Vertrekken om 11u00, dus ik had nog wel wat tijd, ik snuister nog wat rond in de shop (foto’s hier) en ben bij haar oom/broer of whatever aan de overkant effe een belletje gaan doen. Mijn laatste dag in Azië breng ik verplicht door in Bangkok, de 11de vertrekt daar immers mijn vlucht naar huis. Dus heb ik via skype gebeld naar Gaggan, en jawel hoor, ik heb er weer een tafeltje, de 10de om acht uur. ’t Zal wel leuk worden, beetje vertellen over mijn reis naar Myanmar, wat kletsen met de sympathieke obers daar, en natuurlijk: lekker eten en goeie foto’s maken. Ik ken m’n camera aanzienlijk beter nu dan twee weken geleden. (kost internationale call via skype van 3 min. : 800 Kyat, zo’n 70 eurocent)

De taxirit naar de luchthaven was ook prima: gefixt voor 20.000 Kyat. Zo rond halftwaalf rammelde ik van de honger. We waren bijna aan de airport, dus een korte stop voor een lekker hapje eten kon nog net. Samen met de chauffeur ben ik een restaurant binnengegaan, ik at er zijn lievelingsgerecht: Shan noodle soup, rijstnoedels in een smakelijke soepje met groenten en stukjes kip. Misschien wel het beste lokale gerecht tot nu toe. Bij aankomst moest ik enkel de rit betalen, the lunch was on him. Fantastisch, toch?

In de luchthaven, die meer op een bushalte leek, foto’s hier: , (let op het bordje met vluchtaankondigingen – de mijne werd gewoon afgeroepen, haha), bezorgde hij ook mijn retourticket. No stress, alles bijzonder vlot geregeld. Momenteel vlieg ik dus verder oostelijk in de Shan State. Je kan ook naar Kengtung over land, maar daar heb je toestemming van de regering voor nodig, en het duurt 5 dagen om de papieren rond te krijgen. Beneden mij gebeurt er vanalles wat toeristenogen beter niet zien: dit is de Golden Triangle, waar papaver geteeld wordt om heroïne uit te maken. Myanmar is na Afghanistan de grootste producent van heroïne wereldwijd. 

De vlucht is comfortabel, er is limonade en cola voor wie dat wil, en elke passagier krijgt ook een kartonnen doosje met daarin een croissant en iets dat er heel erg zoet uitziet, effe proeven. De hostessen zijn mooi en dragen elegante pakjes. Een van hen zei “nice longyi!” toen ze me het vliegtuig zag instappen, zo’n 5 minuten voor vertrek 🙂 

Ondertussen denk ik aan Semma, die in plaats van een dagje naar zee alweer twee dagen aan het rondstappen is in de bergen. Goed voor haar, want het seizon voor trektochten duurt maar kort. Ik was aan het afrekenen toen er een duo uit London binnenstapte dat een dagtocht wilde doen. Ik vertelde hen over mijn ervaringen, wat hen al snel van gedacht deed veranderen. Klooster of bij Semma thuis? Bij Semma thuis natuurlijk, niet alleen omdat ik weet dat ze liever daar slaapt dan in het klooster met de vele katten, maar ook omdat ikzelf, moest ik nu moeten kiezen waar ik één nacht slaap, bij haar familie zou logeren. 

KENGTUN, FEEST IN HET DORP (AKHA) (28/12/2013)

Compilatie foto’s en filmpjes Akha feest op nummer “Gangam Style”, zoals ter plekke gehoord & gefilmd.

ROND KENGTUNG (29/12/2013)

Geen pick-up op de luchthaven, wel een sympathieke en bereisde Brusselaar die ook gereserveerd heeft in Harry’s Trekking House. Het klikt, en we beslissen een kamer te delen; het meisje van het hotel toont ons verschillende kamers met twee aparte bedden, en dan ook eentje met een tweepersoonsbed. Nou, nee, dat is niet de bedoeling  🙂 Ik spaar vlotjes 10$/nacht uit, en bovendien is Pierre uitstekend voorbereid. Hij heeft info over wat er te bezoeken valt, over de verschillende etnische groepen, hij heeft contacten met gidsen, ik kan rustig m’n karretje aan z’n locomotief haken en hoef me van de organisatie niet te veel aan te trekken. Ik moet alleen uit een paar voorstellen kiezen wat ik graag wil doen. 

En zo komt het dat we al de hele voormiddag in de bergen aan het rondtuffen zijn, elk achterop een brommertje, we rijden weeral door een postkaart. Als het brommertje over een wel erg hobbelige weg langs ondergelopen rijstvelden manoeuvreert, bedenk ik me dat “nen totter” rap is gemaakt. Eén foute beweging en we liggen met z’n twee in het water. Maar geen nood, alles chill, deze jongens weten waar ze mee bezig zijn.

Na anderhalf uur achterop een Honda scooter (schrijlings, in amazonezit, dat spreekt) stoppen we in de bergen. We worden belaagd door drie dames in Akha outfit, die hun waar willen slijten. Tasjes, tafellakens, kleren, armbandjes, allemaal spullen waar ik geen nood aan heb. Omdat ik vermoed dat ze de centjes kunnen gebruiken, beslis ik van elk van hen een geborduurd tasje te kopen. We geraken het eens over een prijs (ik zeg 5.000, te weinig, maar zes is OK) en dan gebeurt iets wat ik nog nooit meegemaakt heb: de koop gaat niet door, waarschijnlijk omdat ze er niet uitgeraken hoe ze die 6.000 onderling gaan verdelen. Jammer maar helaas, maar geen deal dan. Heel goed, want ik heb thuis toch al te veel brol.

Ondertussen hebben Pierre en ik onze camera’s bovengehaald om deze dames in hun zondagse outfit vast te leggen. Onze gids, Sai Zawm Wan (“Sai Song Won”) staat ondertussen op zijn beurt ons met z’n smartphone te fotograferen. Het woordje “meta” komt in me op, en ik denk terug aan Thailand, waar ik in de bergen in Chang Mai, niet ver van van Laos en Myanmar, een dag lang met een busje ben meegeweest, voornamelijk voor een ritje op een olifant. Als extraatje was er ook een bezoek aan een orchideeënkwekerij, en konden we met tijgers op de foto (ik mocht enkels met de welpjes op de foto, aangezien ik geen meter 60 ben, en op eigen risico, dat spreekt). Die arme feliene vriendjes werden de hele dag door toeristen uit hun slaap gehaald. Maar waar ik toe wou komen: er was een plek waar drie vrouwen, waaronder Karen (“giraffenvrouwen”, of “longnecks”: het woord alleen al) hun waar verkochten en tentoongesteld werden als dieren in een zoo. Dat is Thailand: 13 miljoen toeristen per jaar, tegenover zo’n 300.000 hier.  

Ik weet dat zowel Pierre als ik de mensen met het nodige respect behandelen, maar bon, we willen wel wat foto’s natuurlijk, als herinnering en voor het thuisfront. Ik besluit ook hier de foto’s op te sturen, ze moeten me maar zien als fotograaf, zoals er vroeger bij ons in het dorp ook een fotograaf was, en waar je op je twaalfde communiefoto’s en communieprentjes ging laten maken. Yup, Yours Truly heeft dat ook allemaal doorstaan. Ik stel me voor dat er een hoop toeristen bij stond om dit alleraardigst lokale gebruik vast te leggen om later aan de thuisblijvers te tonen. Ik zou een dikke camera fee gevraagd hebben, zeker weten.

De dorpjes zijn klein, piepklein (40 huizen bij de Akha), en overal lopen boerderijdieren. In het eerste dorp komen vier biggetjes nieuwsgierig aan het hek piepen, alle vier netjes op een rij. Ik heb m’n camera klaar, maar ik druk net te laat af, ik heb “le moment décisif” gemist. Als ik dichterbij kom, vluchten ze weg. We gaan op theevisite bij de Akha. Mooi huis, helemaal in hout. Er hangen een paar katapulten en een reeks schedels van verorberde buit aan de gevel. Onderweg zijn we een kerel met een groot schietgeweer tegengekomen, en kinderen met stukken klei, om bolletjes van te maken om de gratis proteïnen mee uit de lucht te katapulteren. 

’s Middags eten we bij onze gids thuis. Heel pikante groenten, soep met varkensvlees, en sticky rice. Er is ook iets wat op reepjes kroepoek lijkt: stukje gebakken varkensvel, iemand? “Aan ’t varken is alles goed”, zeggen ze bij ons. Ik hoef het toch niet, dank u. Er zijn grenzen aan mijn flexitarisme, en ik heb ondertussen sympathie voor deze beestjes gekregen. Er is er al eentje aan m’n voeten komen snuffelen. Eerder op de dag zag ik een varken met drie bamboestokken rond z’n kop gebonden, en ik vroeg waarom dat zo was. Ik dacht natuurlijk dat dat de volgende maaltijd was, maar nee: “these pigs are punished”. De varkens die door het tuinhek gekropen zijn en van de groenten gesnoept hebben krijgen zo’n ding aangebonden waardoor ze er niet meer in kunnen. Je zou denken dat ze prefentief alle varkens bamboestokken rondbinden, maar nee, enkel de deugnieten. Je kan de beschaving van een land onder andere afmeten aan hoe de dieren er worden behandeld.

Na het eten word ik door het jongere zusje het dorp rondgeleid. We stoppen bij een pottenbakkerij; hier worden op afgeschreven fietswielen kleine kaarshoudertjes, wel 1000 per dag. Er wordt me voorgesteld om zelf eens te proberen, maar mijn onhandigheid indachtig bedank ik vriendelijk. Ik zeg dat ik van boven tot onder vol klei zou hangen, mijn gids vertaalt, iedereen lacht. Het is makkelijk om de mensen aan het lachen te krijgen hier. Ik babbel wat en toon mijn filmpje van de kermis van gisteren: “whoppa gangam style” gaat het in koor. Er wordt me nog gevraagd of de kleur van mijn ogen echt is, of ik misschien lenzen draag. Ik moet met alle meisjes op de foto, ben ik blij dat ik vandaag m’n longyi aan heb. Net voor vertrek spot ik nog twee zwijntjes met 4 biggetjes; eentje is gestraft. Every family needs its rebel 😉

In de namiddag is er nog een bezoek gepland aan een hermiet, een boeddhistische monnik die als een kluizenaar heel hoog in de bergen is gaan leven. Ondertussen is hij een lokale popster en woont hij in een comfortabel appartementje aan de tempel, en heeft hij enkele medewerkers. Vandaag is meneer niet thuis, hij is de jungle ingetrokken om aan een Boeddhabeeld te werken. Ik had nog gezegd: “maybe he’s not at home, maybe he’s on a holiday”. Ik maak dan maar een foto van zijn foto. Zo’n lekker ding, met een serene blik en met lang haar, soms in een staart, soms in een knotje. Moesten ze hem monnik af maken en loslaten in de cafés aan de Dansaertstraat, er komen accidenten van. 

Opzoeken: info Siam, info akkha en zwarte tanden. korte samenvatting plus hyperlinks. zaden uitdelen.

’s Avonds rekenen we af (23.000 kyat/pp.) en bespreekt Pierre de trip voor de voor de volgende dag. Ondertussen regel ik vervoer naar een restaurant aan het meertje net buiten het centrum. Pierre heeft gevraagd of Sam (“Aisa”) (die van mijn scootertje vandaag) op ons wil wachten. Goed plan, want vervoer is schaars goed in deze buurt. 

We steken met onze pootjes onder tafel op het dakterras van Azure, van waar ik Sam in z’n tuktuk zie zitten. Ik voel me niet goed bij de situatie, en met de hulp van een tweetalige gaste nodig ik hem uit om mee te komen eten. Hij heeft al gegeten, maar een pintje lust hij wel. Na het eten (hot ’n spicy noodles, yammie) bekijken Pierre en ik onze foto’s (hij is een steengoeie fotograaf), terwijl Sam mijn photostream bekijkt, plus de foto’s van mijn London tripje vorig jaar. Vooral de pikante medaillons uit de Wallace Collection oogsten bijval, meer dan Damien Hirst of Ron Mueck. Op het einde van de avond staat er alweer 6 man rond m’n iPad.

HOOG DE BERGEN IN, BIJ DE GRENS MET CHINA (30/12/2013)

Het is vandaag 31 december, en het is berekoud, 9 graden volgens mijn weather app. Vandaag was voorzien om er weer per scooter op uit te trekken. Ben ik blij dat Pierre toch maar een auto geregeld heeft. Warmer, en ik kan comfortabel schrijven. Langs de weg lopen monikken, op blote voeten. Later komen we novicen tegen, kinderen van een jaar of 7, ook op blote voeten. We maken foto’s, en ik deel onze clementientjes uit. Ik heb er precies genoeg, voor elk eentje, niet één te veel, maar gelukkig ook niet één te weinig.

Gisteren, 30/12, was een vermoeiende dag, we zijn hoog de bergen ingetrokken, 100 km van de Chinese grens. De jeep van Harry’s Trekking House is geen 4×4, dus we moesten een heel stuk stappen, steil en onder de blakke zon. Uitputtend en prijzig, maar zeer de moeite waard. Al een geluk dat we de kosten kunnen splitten, auto-chauffeur-gids voor één dag kost 83.000, gedeeld door 2 valt dat nog mee. Voor deze trip moesten we met onze paspoorten lang het Immigration Office, waar een man met meer bling bling op zijn epauletten dan ik op m’n longyi, zeer ernstig de nodige stempeltjes zette voor aan de controlepost in de bergen. ’s Avonds moesten we er opnieuw langs, bewijzen dat we terug in de stad waren.

Onze eerste stop is de markt, voor water, lunchpaketjes en giften voor de dorpjes. Ik koop schriftjes voor een schooltje, geen saaie exemplaren met een klooster erop, wel met vrolijke tekeningen en het opschrift “WONDERFUL FRIENDS What a wonderful world! Let’s go!! Let’s go!!”  

Dan een (voor mij tenminste) zware klim naar een tempel, in dezelfde stijl als die in Luang Prabang, Laos, donkerrood en goud. Onder een afdak zit een rits kindjes, waaronder twee novicen, samen TV te kijken. We lunchen in iets wat op een kiosk lijkt, alleraardigst. “Salaa” heet zo’n ding, je kan er iets eten, of overdag wat rusten. Een kaat en een hond zijn er als de kippen bij om toch maar een hapje te kunnen scoren. Dit is de eerste hond die er gezond en verzorgd uitziet. Meneer kat draait rond mijn benen en wordt beloond met een hapje kip. De lunch komt net op tijd en is lekker. Brandstof voor de tocht naar het dorp.

Ik neem met zijn smartphone coole foto’s van de hippe Song Wong, voor op zijn facebookprofiel. In het dorp staat een gigantisch bamboe huis, met enkel twee ingangen, geen ramen. Binnenin is het donker, er zijn 4 kookvuurtjes, waarvan er één brandt. Er zitten drie mannen rond, te oud of te ziek om te werken. Eén van hen lurkt aan een gigantische waterpijp. Al een geluk dat ik overal m’n statief meesleur, anders had ik hier geen enkele deftige foto kunnen nemen. Terwijl ik foto’s maak, checkt Song Wong zijn facebook. Eigenlijk ongelooflijk dat Mark Zuckerberg’s speelgoed wereldwijd evenveel succes heeft. Blijkbaar is het overal ter wereld gegeerd goed, info over waar goeie vrienden of vage kennissen mee bezig zijn, lolcatz en youtubefilmpjes.

In het huis wonen zeven gezinnen samen in 1 grote ruimte (zonder afscheidingen). Ik weet ondertussen dat “gezin” hier een ruime betekenis heeft, en drie generaties omvat. Voor ik de woning verlaat, jaag ik nog gauw een kip naar buiten via de andere deur. Ik krijg een “thank you”, en stap naar buiten, waar op het terras een man een mand aan het vlechten is. Naast hem zit een vrouw met hele vuile voeten; ze heeft een al even vuil kindje op de schoot. Achter haar hangt een deken te luchten, zo zwart als roet. Dit is de eerste keer dat ik mijn bedenkingen heb over de hygiëne in het dorp.

De tocht gaat verder langs een tempel, alweer Luang Prabang Laos stijl. Ik geef Song Wong m’n camera, want dit is z’n favoriet. Z’n foto’s zal ik hem later via wetransfer.com doormailen. Hij heeft een goed oog. Buiten schurkt een felien scharminkel uitgebreid tegen z’n benen, ik krijg ook m’n dosis, en iets verder staat een jongetje ontzettend triestig voor zich uit te kijken. Ik geef ’m een schoolschrift, maar het mag niet baten. Song Wong lacht en zegt dat hij geen schrift nodig heeft, hij zal immers opgeleid worden door de monikken. Wist ik niet, hij droeg namelijk gewone kleren. Song Wong geeft de clementientjes af aan een goedlachse monnik, en we trekken verder.

Enfin, ’t is te zeggen: we springen in een luxueuze Toyota 4×4 jeep met laadbak. Het dorp skippen we, we zijn maar wat blij dat we een lift krijgen. De tocht tot aan onze wagen duurt zo’n 30 hobbelige minuten, tegenover 2 uur stappen in de hitte. In de wagen zitten buiten wij drie nog 2 passagiers: een man met een groot schietgeweer en een kerel met een een kapmes. Onderweg stoppen we om een man en een vrouw met kind op de rug een lift te geven in de laadbak. Solidariteit is hier heel gewoon, je helpt je medemens waar je kan. Als we aankomen bij onze jeep vraagt de vrouw om geld; we geven 2 appelsienen. “Your Toyota is Fantastic” roept Pierre nog, en we rijden met onze gids naar Kengtung, een stop aan een tempel met een knappe collectie boeddha’s, en dan lekker allemaal samen eten aan het water, en de volgende dag bespreken.

Nonnekes en gekookte eieren (31/1/2013)

De laatste dag met Song Wong is erg relaxed. Zoals gezegd in m’n vorige post, is het een koude dag. Typisch voor hier: omdat je zo hoog zit, is het vanaf zonsondergang (18u00) tot een uur of 11.00 serieus fris, maar als de zon er eindelijk is (vaak mistig in de voormiddag), is het toch zo’n 25 graden. 

In de voormiddag stoopen we in Long Whe, met de Church of Fatima (zoals Fatima in Portugal), in de bergen omringd door oude koloniale huizen. De huizen worden door het leger beheerd, en staan leeg. Ze zijn niet altijd in goede staat. Het gerenoveerde huis waar Kolonel xxx woonde, is niet te bezoeken. Misschien dat er binnen 20 jaar of zo, als er hier meer dan 2 toeristen per dag komen, wel iets mee gedaan wordt. Ideaal voor een afternoon tea, met muffins en scones. 

De kerk heeft ook een aanpalend klooster, waar vier vriendelijke Aziatische zustertjes wonen. Er zijn twee grote klaslokalen, met in het eerste posters van Holland aan de muur; in het tweede zit een meisje Engels te studeren. Natuurlijk krijgt ze een schriftje van me, en ik geef een stapel aan de nonnetjes. Er zijn twee slaapzalen voor de kinderen op internaat: één voor de jongens, één voor de meisjes. Na ons bezoek trekken we de nonnetjes nog voor de camera bij het Happy New Year opschrift: voor tegen middernacht op mijne facebook, natuurlijk. 

Op naar de volgende stop: een oud postkantoor/woning. Buiten zit een vrouw met haar vier kinderen fruit te schillen, binnen is de grootmoeder aanwezig. De ruimte in het midden is het postkantoor (nog steeds operationeel, wordt gezegd), rechts is de woonkamer, links de slaapkamer met een toilettafel, i.e. met aan de muur een oude spiegel, reclameposters van schoonheidsproducten en wat potjes, kammen en andere spulletjes op een tafeltje . Op hetbeinde van m’n bezoek komt de heer des huizes thuis, met een geweer op zijn schouder. Very amusing.

Eten doen we aan een café-restaurant niet ver van het meer. Er is hier eigenlijk niet veel te zien, maar toch zit het vol lokale jeugd. Het is immers een feestdag, de laatste dag van het jaar, en dit is een populaire plek. Ik spot een paar snookertafels in een zaal, en overal wordt alcohol verkocht. De tent tegenover verkoopt “wijn” in alle mogelijke kleuren. Ik proef cherry wine (net cherry/porto, bah!) en nip van “grape wine” (mierzoet). We hebben ook vandaag lunchpaketten mee, en da’s maar goed ook. De gasten-een tafel vol meisjes, een tafel met enkel jongens en 1 mixed- moeten laaaaang wachten op hun eten. Song Wong heeft na de rijst met groenten en kip nog een toetje voorzien: rijst met varkensvlees in bananenbladeren. Wij bedanken, en met veel smaak eet ie, duidelijk content, de twee porties op.

Ik vraag een uurtje pauze, want ik wil effe uitpuffen op de vrolijk geschilderde brug over het water. Hier wordt volop geflirt; groepjes jongens en groepjes meisjes (nooit mixed) laten zich met smartphones en gsm’s fotograferen door hun vrienden (voor op hun profiel, natuurlijk), en ook ik moet er aan geloven. Ik moet met wel 10 meisjes op de foto, twee vingers in de lucht, veel gegiechel. Yup, mijn pic doet momenteel de ronde in Kengtung.

Na een uurtje pauze, gaat het verder naar een hot spring, een bassin kokend water dat naar eieren stinkt. Ah ja, dit is immers een plek waar heelder families naartoe trekken om eitjes te koken in het water. Overal staan brommertjes en zitten locals te picknicken; wie meer budget heeft kan hier ook op restaurant. Wij bestellen papaya salad en iets met nootjes, yum. De kippetjes lopen hier vrij rond, ze bezorgen natuurlijk de eitje die je hier overal kan kopen. Gemixt met wat chilipeper en sojasaus, verdwijnt ook mijn portie in onze gids. Gezonde appetijt, deze jongen 🙂

In de wagen luisteren we naar muziek van op m’n Windowsphone; vooral The Rolling Stones vallen in de smaak (kende hij niet!). Of ik de muziek niet naar zijn foon kan doorsturen, vraagt Song Wong. We “pairen” onze GSM’s via bluetooth, foto’s doorsturen lukt, maar Spotify muziek: nope. Ik zal thuis eens zoeken naar een oplossing, misschien dat ik The Best Of ook wel op Youtube vind.

Terug aan Harry’s Trekking House rekenen we af, Pierre verkoopt me z’n Kyats want hij reist morgen door naar Thailand. Ik spot een groep Thai die druk in de weer zijn met eten maken. “Hmmm, Thai food, my favourite” zeg ik, en ik word prompt uitgenodigd om oudejaarsavond met hen te vieren. Ik haal drank in de winkel een beetje verderop, mijn bijdrage aan het etentje, en later zit ik te socializen met een Japanse toerist, met Pierre en de Thai die allemaal voor een NGO werken en sociale projecten hebben in o.a. Myanmar. Interessante gesprekken over hoe je het leven van de etnische groepen kan verbeteren zonder aan de cultuur te raken, over het behoud van traditionele huizen in hout en bamboe, ik zie foto’s van een groententuin voor een school in Laos, blije kindergezichten, en ik weet nu ook wanneer de kerselaars bloeien in Tokyo. Fijne avond, men vraagt me mee naar het luide feestje dat gaande is aan de kerk een beetje verderop, maar ik bedank en ga – zoals de meesten rond de tafel – om tien uur naar bed. Tomorrow is another day.

KENGTUNG – INLE LAKE (1/1/2014)

Geen excursies vandaag, wel m’n logies regelen voor de komende dagen. Een goeie plek vinden bij Inle Lake was niet eenvoudig: 3 guesthouses waren eergisteren al volzet voor 1-2-3 januari, dus het is toch een goed idee om op voorhand te boeken. Ik gebruik de telefoon van Harry’s, de vrouw des huizes vraagt me regelmatig hoeveel minuten ik bel. Ze is een beetje gefixeerd op geld, hebben we al gemerkt. M’n bed is geboekt in Bagan en Mandalay, m’n laatste 2 stops op deze reis.

Om 12u30 rinkelt de telefoon. Het is voor mij. Yangon Airways,om te zeggen dat mijn vlucht vertraging heeft, en dat ik pas om 15.00 op de luchthaven moet zijn. Attent. De waardin stelt voor dat haar zoon me voor 3.000 met de wagen naar de luchthaven brengt, plus 500 voor de telefoon, ik mag later met hem afrekenen. 

Onderweg stoppen we nog aan een mausoleum van Shan koningen, als we geluk hebben is de man met de sleutel aanwezig en kunnen we binnen. Dit is een belangrijk monument voor de mensen hier in Shan state. In 1962 zijn er bij de militaire coup immers heel wat Shan monumenten vernietigd, waaronder ook het koninklijk paleis. De Shan identificiëren zich meer met de Thai, ooit waren ze onderdeel van het Siam koninkrijk. Ook taalkundig zijn er verschillen: Shan is verwant met Thais en Vietnamees, en je begroet de mensen hier eerder met “Sawadee” dan met “Minglaba”. Je ziet hier ook amper mannen in Longyi. 

Aangekomen aan de luchthaven wil ik de zoon des huizes betalen, maar dat wordt geweigerd. “Sorry for my mother, she is always talking about money, money… Je hoeft niet te betalen, ik zal tegen ma zeggen dat ik het geld heb opgemaakt”, klinkt het. Sympathiek!  

ssnyorgfree.com

school for shan nationalies youth

(taifreedom.com)

jaizawmwan@gmail.com

seemhug@gmail.com

Op de luchthaven staat m’n airport pickup van m’n guesthouse klaar: “Agathye” staat er op het blad bij een vriendelijke dame met thanaka op het gezicht. Close enough. Onderweg stoppen we bij de ingang van Inle Lake: entrance fee 10$ of 10€ (dus 950 Kyat of 1300 Kyat). Ik betaal met een biljet van 5$ en briefjes van 1$, waaronder één geplooid. Geen gemor. Ik vraag en krijg een ontvangstbewijs.

Aangekomen aan Four Sisters Inn, ben ik aangenaam verrast door de twin room: erg sfeervol, vanbinnen met bamboe bekleed. De badkamer is dan weer een ramp (maar gelukkig wel met warm water). Bon, voor 15$ moet je niet meer verwachten. Eén bed voor mij, één voor m’n koffers. De dames hier spreken me aan met “sister”, een verademing na de hele tijd overal “sir” genoemd te zijn. “Sista”, klinkt fijn. Ik heb al een bootje gehuurd voor morgen, vertrek om 6.45, Inle lake ontdekken, geen andere passagiers, denk ik.(15.000 Kyat)

christian gropper

gropperfilm

cg@gropperfilm.de

barbara struif

Freedom land, Phuk quok, Vietnam

erlöse uns von dem bösen, documentary: duitse docu over exorcisme in de kerk

INLE LAKE (2 & 3 jan. 2014)

Vijf sterren op Tripadvisor, het Inle meer. Op de cover van Lonely Planet: een Inthe visser in z’n bootje met z’n fuik. Is het een vijf sterren plek? Jazeker. Mijn boottocht op het meer was het meest toeristische wat ik tot nu toe gedaan heb, enfin, alles wat ik gedaan heb was toeristisch natuurlijk, maar hier waren wel erg veel andere witneuzen aanwezig, dat is eigenlijk wat ik wil zeggen. Gelukkig had ik een boot voor mij alleen, dus ik kon mijn eigen tempo en ook de bestemmingen bepalen. (15.000K, geregeld door Four Sisters Inn)

De aanlegsteiger ligt quasi naast mijn slaapplaats, dus dat was praktisch. Eerst het kanaal over tot aan het meer, en het eerste wat ik zie is een Inthe visser met fuik, die braafjes poseert voor een boot toeristen. Twee minuten op het meer en ik heb krèk dezelfde foto als die op de cover van Lonely Planet. Aan het geposeer te zien, krijg ik het gevoel dat het hier om een toeristengimmick gaat, maar dat is niet zo. 

Op het hele meer zie je mannen roeien met hun unieke techniek: met één been rond de roeispaan gewikkeld varen ze rond. Op die manier hebben ze beide handen vrij om te vissen. Zodra er iets beweegt in het water, gooien ze de fuik uit. Ook de dames beheersen de techniek, maar je ziet ze niet op het meer. Eén van de 4 zussen staat in een fotoboek uit 1995, ze straalt als ik het bekijk en wijst haar foto aan. Geleerd van haar vader. Toeristen kunnen ergens ook lessen volgen naar het schijnt, maar dat spektakel heb ik jammer genoeg gemist. 

We meren aan bij een zilversmid. Niet al te interessant, en erg duur. Binnen en al even rap buiten. Achter de winkel ligt een grote markt, tjokvol toeristenbrol en toeristen. Ik beslis om geen souvenirs te kopen, die spullen passen immers niet bij mijn Brussels interieur. Een foto, dat kan nog net. En dat hoef je niet mee te zeulen. Vreemd, er is ook een gewone markt gaande: vis wordt hier “levendig vers” verkocht. (video: hier) Tussen de stupa’s zie ik een typisch lokaal eettentje. Shan noedels als tweede ontbijt (het is nog maar 9.00 uur)… “What do you mean, second breakfast is only for Hobbits?” Lekker! Iets verder koop ik drie appelsienen, 500K, voor mij en mijn kapitein. En een gigantische kokosnoot, 1500-500-1000K, love the game.

Een stop aan een cherootfabriekje (dikke sigaren die vnl. door oma’s gerookt worden, maar dat heb ik hier niet gezien), en dan iets minder fraais. Een weefatelier, waar Padaungvrouwen zitten te werken. “The long neck ladies are inside”, zegt een vriendelijk meisje. “Please call them Padaung, not long neck”. “OK, sorry”. Binnengekomen: “the long neck ladies are over there”. “What ladies?” “Long neck ladies” “What ladies?” “Padaung ladies”. Herhaling is een pedagogisch principe.

Terug buiten zie ik dat de bloemenverkoopster succes heeft gehad. Een vlotte veertiger heeft een bloemetje gekocht voor zijn madame, zij duidelijk blij. Deze kerel weet waar ie mee bezig is, en geeft me een vette knipoog. Ah, het kan zo simpel zijn.

Even verder ga ik toch voor de commerciële bijl. Een weverij. Geen Padaung hier, wel grote ateliers waar met katoen, zijde en lostusvezel gewerkt wordt. Massa’s sjaals, longyi’s, bloesjes… De duurste – lotusbloem, 200$ – zien er sjofel uit. Superzachte sjaals, je voelt dat het lotusvezels zijn, maar het ziet eruit of je het voor 5 euro op de markt in Brussel zuid gekocht hebt. De zijden sjaals zijn niet veel soeps, uni en pastel bovendien, ik beslis te gaan voor wat ik mooi vind, en koop 2 reuzegrote katoenen sjaals.

Volgende stop: The Birmese Cat Café, ondertussen al veel meer dan dat. Je kan er lekker lunchen; het is er iets duurder dan op een ander maar je steunt er wel een pedagogisch project mee. De verantwoordelijke van het vocational training center komt samen met mij lunchen en geeft me een rondleiding. Tof, in dezelfde branche werken, info delen. Sinds september heeft ze 40 leerlingen, allemaal internen. Ze leren er alles over horeca en toerisme, er zijn twee Amerikanen die Engelse les geven. De op,eiding is op middelbare school niveau, de selectie bestaat uit een schriftelijke test, een interview (motivatie), een geneeskundig onderzoek (kinderen met hepatitis A of andere besmettelijke ziekten kunnen. helaas hier geen les volgen, maar worden wel naar andere beroepen georiënteerd) en een huisbezoek. Dat laatste lijkt een beetje vreemd, maar ze vraagt van elke student een eigen bijdrage voor de opleiding. Een heel schooljaar op internaat kost 2.000$ per leerling; het geld wordt gegenereerd door het restaurant en nog een hotel, een beetje verder. In juni is de eerste lichting afgestudeerd: ik wens ze allemaal veel succes!

Op naar het volgende. Een blinkende tempel, 500 Kyat photo fee. Ik zeg dat ik geen foto’s ga nemen en dat ik dus niet betaal. Geen probleem, loop maar door. Binnen zie ik op een bidplaats “Ladies are prohibited”. Nou zeg. Even verder, zelfde opschrift, maar er zit wel een vrouw te bidden. Picture opportunity! Niemand zegt iets over camera fees, ik heb m’n shot en ben content.

Dan is het pipi time, en ook daar wordt geld gevraagd. Foreigners: 200K. Pfff. Ik moet zelfs naar papier vragen, wat een service zeg. Bij het buitenkomen zie ik dat de wc-dames longyi’s aan het versieren zijn, van dezelfde soort als ik er al twee heb. Ik koop er twee voor 7.500, over pipicentjes wordt met geen woord meer gerept. Iedereen blij.

Nog een paar shops waar ik niks koop (meer interesse in hun terrasjes die steevast vol plantjes staan), en dan op naar The Monastry of the Jumping Cats. Tot drie jaar geleden sprongen deze poezies door hoepels, maar nu zijn het gewoon door de toeristen verwende katten. Video hier:

Eentje heeft een vis gescoord en wil die niet delen, dus de rest heeft rijst op het menu vanavond.

De volgende dag wil ik langs het meer op fietsen, maar de wegen zijn zo barslecht dat ik dat idee al snel laat varen. Ik lunch in de Viewpoint Inn, ’t eten is niet bijzonder, maar de reisgidsen die er liggen wel. Ik steel wat info met m’n iPad (geen gids meer nodig eigenlijk als je overal gidsen kan fotograferen) en babbel met een Nieuw-Zeelands koppel. Na een dagje rondhangen in het dorp (veel is er in Taungyi niet te zien), gaat het langs Aung’s Puppet Show, een stukje eten en terug naar de Viewpoint, waar het haardvuur brandt. Heerlijk.

Puppet video hier:

BAGAN (5-8 jan. 2014)

Resto BKK: sala arun, or the deck at Arun Residence. owner is Khun khuniger.

bkk: sky bar labua tower or state tower

helenaferri.wordpress.com

Zonsondergang op Sweshandaw tempel

moo.com: business cards

The Road to Madalay (9/1)

12 uur, maar meer plaats dan op de bus. 

Mandalay-Bangkok (10/1)

Omdat ik weinig zin had in anderhalve dag in een stoffige stad (de herinnering aan Yangon lag nog vers in het geheugen), had ik mijn verblijf in Bagan met een dag verlengd. Mijn tijd in Mandalay was dus erg beperkt: een halve dag, en dan enkel indien ik vroeg zou vertrekken, want om 12u50 was immers mijn vlucht naar Bangkok. 

Het traject van de aanlegplaats tot Yoe Yoe Lay’s Guesthouse (prima plek, erg nette slaapzaal voor 10$ per bed) had ik de vorige avond per scootertaxi afgelegd, en ik had met de chauffeur afgesproken om me om zeven uur ’s morgens op te pikken. Op die manier kom ik de Ava-brug, de langste teakhouten brug ter wereld, bezoeken, samen met het mooie klooster vlakbij. Deze twee toeristische tophits liggen immers op weg naar de luchthaven, leek me een strak plan.

Dat was buiten de waard gerekend. Die nacht werd ik om vier uur wakker, ik moest spurten om nog op tijd op het toilet te zijn. De godganse voormiddag was het afzien: zware voedselvergiftiging, ik bespaar u de details. De chauffeur stond er inderdaad om 7 uur en bleef maar hoopvol rondhangen, hoewel ik duidelijk had gezegd dat ik te ziek was om te gaan sightseeen. Een tocht per scootertaxi tot de luchthaven in mijn toestand, neen. 

Chance, er gingen nog 3 gasten naar de luchthaven, dus voor 3000K kon ik mee met de taxi. Gered. Onderweg werd de pijn (alsof ik griep had, alles deed zeer) zo erg dat ik besloot een dokter te zien. Een bezorgde hostess van AirAsia bracht me tot bij de luchthavenarts, die in een stoffig lokaaltje consultatie hield. Bloeddruk meten, temperatuur: alles OK. Oef, geen dengue dus. Wat motilium, immodium en genoeg ORS voor 2 liter water, en ik kon verder. De hostess had ondertussen mijn zitplaats veranderd naar stoel 2B, vlak bij het toilet, en, hoera!, geen andere passagiers in mijn rijtje. Ik heb ongeveer door de hele vlucht heengeslapen, plaats genoeg op 3 zitjes. 

In Bangkok aangekomen was de pijn nog erger geworden. Een medepassagier vond het nodig om te zeggen dat het aan de symptomen waarschijnlijk geen malaria was, maar misschien toch wel dengue. Il ne  dus ik kroop voor aan de paspoortcontrole. “Excuse me, sir, I am very ill, can I go first?” 

Interrail & fiets in Zweden

Zo. Vijf dagen in Bohuslän – de Zweedse westkust – rondgereden, nu is het tijd om te verkassen. Noorwegen ga ik deze keer niet doen. De fiets zou toch maar in de weg zitten, en voor die trip denk ik dat het beter is om op voorhand goed te plannen en te reserveren. Het is er niet alleen prijzig, maar ook erg koud. Dus reizen we door naar Stockholm, en van daar met de ferry naar Tallinn. De Baltische staten, dat lijkt me wel wat.

Maar fietsen en treinen in Zweden dus. Het is problematisch. De fiets mag niet mee op de sneltrein van Göteborg naar Stockholm. En je kan niet doen alsof je het niet wist: je krijgt die fiets met bagage gewoon niet door dat smalle deurtje. Gelukkig is er Flixtrain (ja, die van de bussen) die wel fietsen toelaten. Kost natuurlijk wel wat. Interrail is goed maar verre van perfect. De snelle verbindingen zijn niet inbegrepen in de pas, en moet je apart betalen. Ook de ferry naar Tallinn was extra, maar je krijgt wel korting. Waarschijnlijk waren individuele tickets uiteindelijk goedkoper dan een Interrail pas voor 2 maanden. Je moet al erg veel treinen om het er uit te halen.

Europa promoot de fiets. De komende jaren worden er budgetten vrijgemaakt voor meer fietsroutes in de Europese unie. De bedoeling is dat we voor groene vakanties kiezen in plaats van te vliegen. Ze zullen de spoorwegmaatschappijen mogen sensibiliseren, want voorlopig is het nog niet wat het moet zijn. Overal moet je extra betalen voor de fiets, maar erger nog,je moet je plek reserveren want de plaatsen zijn beperkt. Zo zal het echt niet lukken om die Europese ambities waar te maken.

Update: een beetje opzoekingswerk leert me dat er in het fit for 55 project Te veel werd gefocust op de elektrische auto en te weinig op de fiets. Typisch weeral. Degenen die beslissen hebben een chauffeur en een bedrijfswagen om op het werk te geraken. De fiets, dat is voor gekkies.

Toch ook wat goed nieuws: er is toch budget voor de fiets in de stad. Benieuwd wat Brussel er van bakt.

Nog dik anderhalf uur wachten. Nog een cappuccino dan maar 😊

Onderweg naar Jutland

We zijn ongeveer halverwege. Wij, dat zijn Maja en ik. Maja is een jazzcat uit Copenhagen die ik een paar dagen geleden in bluesbar Mojo heb leren kennen. Toen ik vertelde waar ik mee bezig was – fiets mee op de vlieger & 7 weken interrailen – stelde ze voor on samen naar de surfers te gaan kijken in Cold Hawaii. Of om te gaan wandelen in Thy National Park. How could I say no?

Als lunch had ik 2 appels en een paar sneetjes Deens brood voorzien. Nogal karig, I know. Maar kijk, Maja had een boterham extra gesmeerd. Zalm, sla en mayonaise op lekker vers brood. The kindness of strangers. Iedere keer opnieuw.

Deense zalm
Fantastisch eten!

Gissteren al flink wat leergeld betaald. Bagage moet altijd in de tent staan. Trolleys zijn niet waterdicht, ook al zien ze er zo uit. Alles in de droogkast dus, tot 1.30 daarmee bezig geweest. Gelukkig geen water in de tent, hoewel ik vannacht blijkbaar in een plas gelegen heb, een plas regenwater tussen het grondzeil en de tent. Zeer tevreden van mijn Big Agnes Fly Creek UL1. Een paar minuutjes aan de wasdraad bij de buren en huppa, droog en packable. Investeren in kwaliteit loont.

Maja transporteert al haar bagage simpelweg op de fiets. Ik heb voor deze trip van haar een rugzak mogen lenen. Zodra ik terug in Kopenhagen ben, ga ik me ook nieuw gerief aanschaffen. Het aanbod fietsaccessoires is gigantisch, en goedkoper dan in België. De kleren die ik wil zijn lichtgewicht, ademend en sneldrogend. Ortlieb tassen. Minimalistisch maar comfortabel reizen. De trolley gaat per kerende post terug naar Brussel, samen met het teveel aan spullen dat ik weeral meesleep.

Oh ja, ik heb nu ook andere pedalen en fancy Shimano fietsschoentjes.

Fietsen en vliegtuigen

Zo. We zijn er geraakt. Zoals verwacht was er wel wat gedoe bij de Ryanair check-in in Charleroi airport. De fiets mocht niet mee in een fietshoes (op de site stond van wel), maar voor 30 euro kreeg je een gigantische kartonnen doos waar je volgens mij wel drie fietsen in kan stoppen. De vriendelijke meneer van het infopunt heeft mijn fiets netjes voor mij ingepakt. De doos heb ik uiteindelijk op Kopenhagen airport achtergelaten en de fiets heb ik op het perron van Charlottenlund station weer geassembleerd, wat een heel stuk vlotter ging dan verwacht.

The Big Box
A foot sticking out.
Hallelujah!

Toch maar laten nakijken, want de kilometerteller werkte niet. Meteen ook nieuwe pedalen laten steken, morgen kijken voor van die fancy klIkschoentjes 😁

En dan lekker bollen maar.

Zeven weken weg

Zeven weken onbeperkt treinen in 33 Europese landen met een Interrail pas.

Zeven weken slapen in een tent.

En om het extra plezant te maken, gaat m’n koersfiets mee. Dat is nu een beetje spannend: hij is gedemonteerd en ingepakt in een fietshoes. Kan ie mee in de taxi, in de bus naar de luchthaven en tenslotte ook in het vliegtuig? Ik mag het hopen, want ik heb er toch weer 60€ extra voor betaald. Een heel gedoe, maar hopelijk straks wel de moeite waard.

Delhi

Onderweg naar Agra, naar de Taj Mahal. Derde klasse, iets anders was er niet meer. Wegens de koude zijn de scholen iets langer gesloten dan voorzien voor kerst, en is het druk op de baan. Het is hoogseizoen voor het toerisme, en het zijn niet alleen buitenlanders die nu op reis zijn. In mijn coupé zitten een stuk of wat schooljongens, een jaar of 12 schat ik. Of ze op schooluitstap zijn kan ik niet vragen, ze spreken geen Engels en ik spreek geen Hindi. 

Toekomen in Delhi was niet de meest aangename kennismaking met India. Nochtans liep het van de luchthaven tot New Delhi Railway Station als gesmeerd: een SIM- en een metrokaart gekocht, met het openbaar vervoer snel, goedkoop en zonder gedoe in de stad geraakt. Van het station tot Bloomrooms was het nog 200 meter. Als je aan de juiste kant van het station staat tenminste. 

Van wat ik op de metro gezien had, dacht ik dat het een beetje zou zijn zoals in Caïro in 1994. Een stad waar je zeker geen wit moet dragen, want op het einde van de dag is alles grauw. Chaos, vuiligheid, niet-aflatend geclaxonneer, en daartussen prachtig werelderfgoed en irritante verkopers van nutteloze spullen en diensten. 

Doe dat rustig x25, en weet dat ik gewaarschuwd werd over Paharganj. Mijn Indische buren raadden me zelfs af om naar Delhi te gaan. Nu, je moet ergens landen. Vermoeid en zonder ambitie om een zware koffer door onbekend gebied te rollen, ben ik op een fietsriksja afgestapt. Voor 50 roepie wilde hij  me aan de andere kant van New Delhi Railway Station afzetten, en wel voor mijn hotel. 

(ik krijg hier een koekje toegestopt, die kids zijn wel lief)

Voorbij de zestien sporen ging het, moeizaam bergop en vanaf spoor acht rustig naar beneden. Enfin, dat is relatief. Rondomrond reden er andere verkeersdeelnemers, sommigen sneller, anderen trager. Er werden zelfs een paar woorden gewisseld onderweg. Ik hoopte snel op mijn bestemming te zijn, maar zonder google maps was ik een vogel voor de kat en werd ik door drukke straten met autoverkeer en drukke straten met voetgangers en gaten in de weg heen gelaveerd.Goedkope hotels zo ver het oog reikt, bestofte balies beneden, geen toerist op straat en natuurlijk geen spoor van mijn langverwachte Bloomrooms. Omdat ik nog steeds verre van verlicht ben heb ik al gauw een einde gemaakt aan dit spektakel. De laatste 100 meter heb ik te voet afgelegd, en het wisselgeld dat hij natuurlijk niet had mocht hij houden. Welkom in India!

Op alle mogelijke manieren word je bedot. Nooit op een kwaadaardige manier, ze gaan geen gaten in je rugzak knippen om er uit te stelen, maar je tegenhouden aan de ingang van het station en zeggen dat je zonder ticket niet binnen mag, doen ze wel. Om je dan richting touroperator te sturen, natuurlijk. En dat is er niet één, dat is een onaflatende stroom aan irritant getetter en gemanoevreer.

Met google maps en een metroplan erbij, af en toe een Olacab of een Uber is Delhi goed te doen. Of het werelderfgoed de moeite waard is, dat moet u zelf maar beslissen.

Zodadelijk komen wij aan in Agra, ik sluit af.

Jordanië praktisch

    Zeker kopen voor vertrek: Jordan pass, 70 JD incl. visum
    Een lokale simkaart kost 16JD bij Zain (luchthaven)
    Een Uber-account is nuttig. Taxi’s zijn vuiler, ouder en duurder en de chauffeurs zijn maar nors.

SLAPEN

  • Amman: Jordan Tower hotel. Zeer goede ligging, bij het Romeins theater. Behulpzame mgr. Lekker ontbijt en prima bed, maar een troosteloze badkamer. Gelukkig wel een goeie douche. Bed in slaapzaal met ontbijt: 13 JD. Ook tweepersoonskamers. Betere optie: Nomads. Nomads is een hostel zoals je er in Europa in elke stad wel eentje vindt, met nog net geen fiets aan de muur. Gelegen nabij Rainbow Street, waar alle toeristen rondhangen, eigenlijk.
  • Petra: weinig budgetvriendelijke opties. Rocky Mountains is een veilige keuze.
  • Wadi Rum: Obeid’s kamp. Prima deal gekregen, regelt voor solo reizigers wel een betaalbare plek in een jeeptour.

TRANSPORT

  • Jett Bus of minibusjes
  • Tour naar Jerash, Ajlun kasteel en Umm Quais: via hotel. 30JD + 15 JD voor de uitstekende lunch (vis in zoutkorst met groentebuffet, friet en brood)
  • Amman-Petra, 11JD enkele reis. Vertrek: dagelijks om 6u30.
  • Petra-Aqaba: minibus, normaal 5JD, voor toeristen blijkbaar het dubbele
  • Aqaba-Wadi Rum: 15JD, taxi van deur tot deur via Obeid
  • Wadi Rum-Amman: lift tot Karak, minibus tot Amman voor 2,5JD. 4,6JD voor een Uber tot Nomdads.

ETEN

  • Amman: bij Hashem Restaurant zeker de foul en de falafel proeven. Verder TripAdvisor consulteren.
  • Petra: het Mövenpick is een goeie plek om te eten en te chillen. Petra Butcher shop & restaurant heeft lekkere lamskoteletjes.
  • Karak: wegblijven uit King’s restaurant, complete rip off. Best iets meenemen van thuis want er is eigenlijk niks wat deugt.
  • Wadi Rum: Obeid’s heeft een prima kok in huis.

Wadi Rum

Tijdens het wachten op mijn aansluiting naar Tokio, even het hoofdstuk Jordanië afronden.

Wadi rum is natuurlijk niet te missen. Jammer dat het er zo koud was, anders was ik er misschien wel twee of zelfs drie nachten gebleven. In januari is het er rond een uur of drie ’s nachts zo ijzig dat je zelfs onder vier dubbelgevouwen dekens nog wakker wordt. Niemand doucht er zich ’s morgens, dat spreekt voor zich. Ja,Wadi rum is bijzonder mooi, welstellende Jordaniërs gaan er in het weekend naartoe voor een jeeptripje en een etentje in zo’n grote tent met een houtskool in het midden. Schoenen uit, anders neem je te veel zand mee naar binnen. Matt Damon kweekte er ooit patatten “op Mars” en ik speelde er Laurence of Arabia. De woestijn laat zich moeilijk fotograferen, gelukkig is Joe Camel wel een gewillig model.

Er wordt ook door stoere toeristen van duinen geskied, thee gedronken en massa’s sigaretten gerookt. Good times.

Tijdgebrek

 

bob-eckstein-i-ve-had-a-lot-of-free-time-this-year-new-yorker-cartoon

Op zondag 6 januari terug thuis, maandag alweer voor de klas: vier avonden, drie ochtenden en een namiddag, op vier verschillende lesplaatsen. Het is niet meer dan normaal dat ik geen letter meer online krijg; Jordanië lijkt ver, ver weg. Bovendien is het nu evaluatieperiode. Aan al mijn cursisten: heel veel succes!

In de agenda gezet: op 30 januari het hoofdstuk Dode Zee en Wadi Rum afwerken.

Voor de geïnteresseerden: een week is voldoende om Jordanië te zien, zeker als je ter plaatse een auto huurt (je mist dan wel een deel van de fun). Je kan voor geen geld vanuit Brussel-Zaventem naar Amman met Ryanair. Ik blijf een fan van Ryanair. Zonder Ryanair kwam ik amper verder dan Amsterdam (Flixbus), London (Eurostar) en Parijs (Izy, niet-gegarandeerde zitplaats). Ryanair is betaalbaar voor wie enkel tijdens het hoogseizoen op reis kan. Ja, ik weet dat het not done is om het te zeggen, laat staan te schrijven, maar: ik geraak er mee van A naar B, en ik ben niet geruïneerd achteraf. Tot nu toe heb ik nog maar één keer een probleem gehad met een vlucht, en dat was omdat Aviapartner staakte. Ik heb ondanks de goedgekeurde claim helaas geen centen op mijn rekening zien verschijnen. Verder geen klachten.

Er zal wel een reden voor zijn, zeker, dat Ryanair niet uit de top 3 van populairste vliegtuigmaatschappijen weg te slaan is?